291

verleende concessie voor dezen secundairen spoorweg is, daar de tijdige storting achterwege is gebleven zonder dat eene nieuwe verlenging is aangevraagd, komen te vervallen (Indisch besluit dd. 23 Januari 1890 n°. 18.)

Lijn Bekassi—Kedong Gedeh (30 K.M.) en lijn Kedong Gedeh— Arawang— Karangsambong— Cheribon (159 a 160 K.M.). De eerste dezer lijnen, waarvoor de Bataviasche Oosterspoorwegmaatschappij de in Mei 1889 verleende concessie tijdig heeft aanvaard, is reeds in aanles genomen, als eene verlenging van hare bestaande lijn Batavia—Bekassi. Voor de in de tweede plaats genoemde verdere verlenging is aan de Maatschappij voorrang van concessie verleend, laatstelijk tot 19 Juni 1891 (Indisch besluit dd. 30 Juni 1890 n°. 13). Daar zij die lijn niet zonder geldelijke Staatshulp zal kunnen aanleggen en exploiteeren. wenscht zij met het aanvragen van een concessie te wachten totdat omtrent het hiervoren aangekondigde wetsvoorstel zal zijn beslist. Mocht de Maatschappij, binnen vijf jaren na het m exploitatie komen van de lijn tot Kedong Gedeh, de concessie niet verkregen hebben, dan zal zij in elk geval, binnen twee jaren nadat de Gouverneur-Generaal zulks bevolen zal hebben, gemelde lijn tot Krawang, dat is met nog 5 K.M., verlengd moeten hebben.

Lijn van Maos door het Seraijoe-dal naar Bandjernegara (80 KM.). Ook voor het tot stand brengen van deze lijn wordt geldelijke Staatshulp onmisbaar geacht. In afwachting van de daaromtrent door de Wetgevende Macht te nemen beslissing (zie hiervoren \ hebben de concessionarissen "(de heeren R. A. Eekhout c. s.) voor het aanvaarden van de hun reeds in Juli 1885 verleende concessie laatstelijk op nieuw een jaar uitstel gekregen en wel tot 1 Januari 1891 (Indisch besluit dd. 3 October 1889 n°. 14). In Augustus 1890 is door hen bij de Indische Regeering een nader uitstel aangevraagd.

Lijn Djokjokarta—Magelang—Ambarawa (85 K.M.). Blijkens het vorig verslag is voor deze lijn concessie met rentegarantie, aangevraagd door de Nederlandsen-Indische Spoorwegmaatschappij. Deze aanvraag is nog in overweging, als samenhangende met de nog niet afgeloopen onderhandelingen over aangelegenheden betreffende de beide bestaande lijnen der genoemde Maatschappij.

Lijnen in de residentiën Probolinggo en Bezoekt. De in het vorig verslag bedoelde aanvraag van den heer J. H. Muller, om concessie voor een secundairen spoorweg in de kuststreek dezer beide gewesten, namelijk van Probolinggo over Bezoeki en Panaroekan naar Sitoebondo (ter lengte van p. m. 100 K.M.), werd bij Indisch besluit dd. 3 December 1889 n°. 3 voor inwilliging niet vatbaar bevonden, op grond van onvolledigheid der door den aanvrager overgelegde bescheiden. Het uitzicht bestaat nu dat de bedoelde kuststreek, althans het gedeelte dat daaraan de meeste behoefte heeft, op andere wijze aan eene stoomverbinding zal geholpen worden, en wel (zie lager) dooreen stoomtramweg tusschen Probolinggo en Phaiton. Voor het aanleggen van een spoorweg van de hoofdplaats Probolinggo door het binnenland naar Panaroekan of Sitoebondo is eene concessie met rentegarantie van Staatswege (zie hiervoren) gevraagd door mr. H. s'Jacob te Soerabaiia, wien reeds in 1888 voorrang boven anderen voor zoodanige lijn was verleend en die het gevorderd waarborgkapitaal ad f 19,000 tijdig heeft gestort. . , . ,

Voorts is voor den aanleg van een door het oostelijk gedeelte derresidentie Bezoeki loopenden spoorweg (van Djember bezuiden den Kawoen naar Banjoewangi) in Januari 1891 eene voorloopige concessie gevraagd door den heer H. J. Prins te 's-Gravenhage, mits in zoover tegemoetkoming van Staatswege worde verleend dat hem, tegen betaling van een canon van f 1 per bouw 'sjaars, 250,000 bouws aan dien spoorweg gelegen woeste gronden in erfpacht worden afgestaan. Bedoelde aanvraag wordt in advies gehouden in verband met de, ter beoordeeling van den omvang der gevraagde subsidie, door den directeur van binnenlandsch bestuur te verstrekken inlichtingen. (1)

Lijn in het landschap Asahan ter Oostkust van Sumatra (27 a 30 K M.) Op den voet der bepalingen in Indisch Staatsblad 1887 n°. 84 is bij Indisch besluit dd. 20 Augustus 1890 n°. 4 aan den heer A. A. Hoos gedurende den tijd van twee jaren, en tegen storting voor of' op 20 December 1890 van een waarborgkapitaal van f 3000, voorrang verleend boven de verzoeken van anderen voor eene concessie betreffende een secundairen spoorweg voor algemeen verkeer, loopende van een nader te bepalen punt aan de Assahan-rivier, nabij de hoofdplaats Tandjong Balei der afdeeling Asahan, tot Tandjong Alam aan de Silau-rivier.

B. Stoomtramwegen.

1°. Staatsstoomtramweg in Atjeh (39 K.M.). (2) De uitkomst der exploitatie was in 1889 weder veel ongunstiger dan in 1888 en zelfs dan in 1887 door belangrijke vermeerdering der exploitatiekosten, hoofdzakelijk ten gevolge van de toegenomen onveiligheid op de ceintuurbaan waar vijandige benden allerlei beschadigingen aanrichtten, hetgeen niet alleen veel herstellingskosten veroorzaakte, maar waardoor het ook noodig werd de treinen door losse inspectielocomotieven te doen voorafgaan en dus het kolenverbruik veel aanzienlijker werd, zoo als blijkt uit de volgende opgaaf:

OMSCHRIJVING. 1887. 1888. 1889.

Bruto-ontvangsten f76,937.49 f86,329.34 f 84,645.12

Exploitatiekosten . ... 96,786.37' 95,704.80 120,736.29'

Winst . . » » »

Verlies . . f19,848.885 f 9,375.46 f 36,091.17*

Bruto- ( per baankilometer f 2,044.58 f 2,175.91 f 2,181.57

ontvang- \ » dagkilometer 5.60 6.09 5.97

sten: f » treinkilometer 1.28 1.37 1.14

r, ,..,■( per baankilometer 2,572.06 2,412.22 3,111.74

Exploitatie- ^ d kilometer 7.05 6.75 8.52

kosten: ( )} treinkilometer 1-62 1.52 1.62

2°. Particuliere stoomtramwegen. (1).

zijtakken Koedoes—Maijong en waaronder 11.8 K.M. aanleg van

Lijn Samarang—Joana, met Bemak—Wirosari (171.1 K.M.,

stoomtramwegen.)

De reeds vroeger begonnen en in het vorige verslag genoemde lijnen van de Oost-Java stoomtrammaatschappij werden voor het grootste gedeelte voltooid. De laatste secties van de lijn Oedjong—Sepandjang zijn nog in aanleg.

De Nederlandsch-Indische tramwegmaatschappij heeft vergunning gevraagd haren tramweg te Meester-Cornelis met 1 K.M. te verlengen ten einde hare lijn op een beter gelegen punt te doen eindigen.

3°. Aanvragen om vergunning.

De vergunning aan Th. Boom c.s. verleend voor een tramweg van Waroe over Krian naar Prambon met eene zijtak werd ingetrokken, daar niet tijdig met de uitvoering der werken een begin was gemaakt.

Een aanvraag van de Oost-Java stoomtrammaatschappij voor eene lijn van Sepandjang over Krian naar Modjokerto met zijtak naar Prambon, is thans, nu eerstgenoemde vergunning is vervallen, bij de Regeering in overweging.

Aan dezelfde maatschappij werd vergunning verleend voor eenige aansluitingen naar suikerfabrieken uitsluitend voor goederenvervoer.

Aan Jhr. E. A. Dibbels werd vergunning verleend voor de lijn van Kalianjar naar Modjosari met zijtak en in aansluiting aan den spoorweg Soerabaija—Pasoeroean. De vergunning moet voor 13 Aug. 1891 worden aanvaard en de lijn binnen drie jaar daarna in exploitatie zijn.

Aan N. H. Nierstrasz werd de vergunning verleend voor den tramweg van Probolinggo, in aansluiting aldaar aan den Staatsspoorweg over Kraksaan naar Phaiton. Nadat de concessieaanvraag voor een Iocaalspoorweg van Probolinggo naar Sitoebondo van J. H. Muller was vervallen, werd deze vergunning verleend om het tot standkomen van dezen stoomtramweg, die als voedingslijn voor den Staatsspoorweg van veel belang wordt geacht, niet langer te doen afstuiten op de in 1883 gestelde voorwaarde, dat de lijn tot Bezoeki zou moeten worden doorgetrokken. Binnen drie jaar na het aanvaarden van de vergunning moet de lijn gereed en in exploitatie zijn.

Tenzij anderen zich intusschen mochten aanmelden, kan de aanvrage van R A Eekhout c.s. voor een tramweg van Kalibagor naar Poerbolinogo in aansluiting aan den door denzelfden aanvrager ontworpen spoorweg in het Seraijoe-dal aangehouden worden totdat de bedoelde spoorweg voor het publiek verkeer zal zijn opengesteld.

Omtrent de reeds in het vorig verslag besproken aanvrage van de Ned.-Ind. spoorwegmaatschappij voor eene lijn van Djokjokarta naar Brossot, werd nog geene beslissing genomen in verband met de onderhandelingen over versmalling van het spoor op een gedeelte der lijn Samarang—Vorstenlanden.

Aan Mr. D. Mounier werd vergunning verleend — op 16 Juli 1891 te aanvaarden voor een tramweg van Popur naar Djeroekwanji en van daar

over Ngoro, Djombang naar Kaboeh met aansluiting aan den Staatsspoorweg te Ngoro en aan den tramweg Ngoro—Modjokerto.

Aan A. L. de Sturler werd op zijne aanvrage of de regeering ook plan had den spoorweg van Fort de Koek naar Payakombo te verlengen, medegedeeld dat dit voornemen bij haar niet bestaat.

§ 2. STOOMWEZEN.

Sedert het vorige jaar werd het aantal ketels in Nederlandsch-Indië vermeerderd met 110, waarvan o.a. 12 uit Nederland en 47 uit Engeland en Schotland afkomstig zijn.

(1) Omtrent de uitkomsten der exploitatie in het jaar 1889 deelt het verslag verschillende gegevens mede betreffende de lijnen der Samarang—Joana Stoomtrammaatschappij, en de lijn Batavia—Meester Cornelis der Ned. Indische Tramwegmaatschappij. Hiervoor zij verwezen naar de uittreksel uit de jaarverslagen dier maatschappijen, voorkomende in jg. 1890 van »De Ingenieur". Red.

(1) De aanvraag is sedert geweigerd. ,..,Red-

(2) Sedert 1 Maart 1890 heeft het departement der burgerlijke openbare werken met dezen tramweg geen bemoeienissen meer, zijnde het beheer daarvan overgegaan bij het departement van oorlog.