327

stigen indruk van hun bezoek aan Nederland zullen hebben medegenomen.

Het zij hier vermeld, dat de toebereidselen voor hunne ontvangst waren getroffen door eene hoofdcommissie, bestaande uit de heeren J. F. W. Conrad, president, J. Tideman, secretaris, H. P. N. Halbertsma, G. J. de Jongh en N. H. Nierstrasz. De zorg voor de excursie naar Rotterdam enz. rustte voornamelijk op de schouders van de heeren G. J. de Jongh en H. A. van Usselsteijn, terwijl de ontvangst te Amsterdam en te IJmuiden in hoofdzaak werd geregeld, resp. door de heeren I. Gosschalk en A. A. Bekaar.

Ten slotte zij nog medegedeeld, dat Donderdag het grootste aantal der Fransche ingenieurs per extratrein ons land hebben verlaten ; door den heer van Hasselt was hun namens de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij een «libre parcours» toegestaan gedurende hun verblijf hier te lande, ook bijaldien sommigen nog andere deelen van ons vaderland mochten wenschen te bezoeken.

Joh. Krap.

Verslag van de Commissie ter bevorderingvan het Transito-verkeer over Amsterdam aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam. (1)

Plan voor de Havenwerken van Amsterdam.

HOOFDSTUK I.

BESCHRIJVING VAN HET, ALS ÉÉN GEHEEL VOLTOOID, GEDACHTE PLAN.

(Vervolg van bladz. 318). § 3. HAVENOPPERVLAKTE EN SCHEEPSLIGPLAATS.

A. Havenoppervlakte.

Volgens het plan heeft Amsterdam in het geheel aan bruikbaar bassin-oppervlak :

voor de Zeevaart en de Binnenvaart 265 HA.

voor de Zeevaart alleen ' 215 »

Hiervan beslaat het hoofdkwartier in 't Oosten .... 145 » de bassins in het Westen 70 »

De reede van het IJ als overlaad plaats in en uit binnenschepen, zolderschuiten en lichters is hierin niet begrepen.

B. Scheepsligplaats.

Voor de Zeevaart zijn in 't Oosten de volgende bassins ter beschikking:

de Nieuwe Vaart, aan de noordzijde met aanlegplaats voor 4.schepen, (2) het Oostelijk Dok, ruimte aanbiedende voor overlading van eenige niet

zeer groote zeeschepen, de Binnenhaven, met los- en laadplaats

aan de Zuidzijde voor 10 schepen,

de IJhaven I » 27 »

» » II » 15 »

» » III » 16 »

» » IV » 17 »

» Noordzijde van IJkade II . . . » 15 »

het Spoorwegbassin » 12 »

de Oosterhaven » 6 ».

het Entrepotdok en de vrije kade aldaar > 16 » de watervlakte langs den Noorder

Hoever met ruimte » 15 a 20 » tot overlading.

Voor de Rijnvaart zijn ligplaatsen beschikbaar: ,

1. In de Binnenhaven aan de Noordzijde.

2. In de Voorhaven van het Merwede-kanaal, tot overneming van goederen, voor langeren opslag in de pakhuizen uit de zeeschepen geborgen.

Voor de binnenvaart zijn overal in de stadswateren de aanlegplaatsen verspreid. Men vindt de aanlegplaatsen langs de De Ruyterkade, het Ooster- en Westerhoofd, in de Dijksgracht, de Kattenburger- en Wittenburgergrachten, het Oosterdok, in de wateren langs de PrinsHendrikkade (van de Nieuwe Vaart tot het Droogbak), in de Zoutkeets-, Realen-, Lemaire-, Bickers- en Van Noordtgrachten, het Westerdok, het Westerkanaal, de Brouwers-, Prinsen- en Singelgrachten, in den Amstel, het Rokin, de Nieuwe Prinsen- en Heerengrachten, den Zwanenburgwal, de Oude Schans, den Kloveniersburgwal en de Gelderschekade.

(1) Ter aanvulling van de mededeeling in de noot op blz. 318 kan nog medegedeeld worden, dat de denkbeelden der Commissie niet alleen in teekening zijn gebracht en beschreven door den Ingenieur J. W. Nierstrasz, doch dat diens belangrijk aandeel in de werkzaamheden der Commissie zich meer in het algemeen uitgestrekt heeft tot het rangschikken der gegevens en het uitwerken van de verschillende denkbeelden, die na beraadslaging geleid hebben tot het plan met de toelichting, zooals het door de Commissie is vastgesteld en aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken is aangeboden. Red.

(2) Voor de gemiddelde lengte van een schip is aangenomen: 100 M.

Hiervan zijn de steigers aan de De Ruyterkade, het Ooster- en Westerhoofd, de aanlegplaatsen voor vaste lijnen van het binnenlandsch verkeer; de ligplaatsen langs de geheele Prinsengracht, den Singel (van de Vijzelstraat tot de Oude Spiegelstraat) en de "Gelderschekade zijn grootendeels voor markten bestemd.

De overige ligplaatsen voor de binnenschipperij zijn ten dienste van fabrieken, werven, magazijnen en pakhuizen.

Voor de beurtvaart zou meerdere concentratie gewenscht zijn. Er is behoefte aan goede aanlegplaatsen. Men wenscht die zooveel mogelijk bijeen te brengen. Voor dit doel is het noodzakelijk, dat zij te water en te land gemakkelijk te bereiken, in een middenpunt van het verkeer en in de nabijheid van het drukste gedeelte van de stad gelegen zijn.

Aan deze eischen beantwoordt het Oosterdok. In het plan zijn in het westelijk deel, langs den Oosterdoksdijk en de Prins-Hendrikkade 13 steigers ontworpen, van 60 M. lengte en 6 M. breedte, op afstanden van 25 M., waarvan eenige tot 100 M. kunnen verlengd worden. De Prins-Hendrikkade wordt tusschen de steigers verbreed door een plankier van 6 M.

De 15 M. wijde openingen van de viaduct, van het Oostereiland tot den eersten pijler van de brug over de Nieuwe Heerengracht, bieden eene doorvaarthoogte, toenemend van 5 M. tot 7 M.

Beschikbare lengte voor aanlegplaatsen. Wanneer in het oostelijk havengebied alle bassins van de Zeevaart voorzien zijn van kaden, steigers of plankieren, uitgezonderd die, welke geheel of gedeeltelijk voor andere doeleinden bestemd zijn, bedraagt de gezamenlijke lengte daarvan \Q, KM.

Voor de Binnenvaart biedt het open havenfront .... 4 » steigerlengte. Bovendien zijn beschikbaar:

in het Oosterdok 2.2 »

in het bassin westelijk van het Oosterdok 0.6 »

in het Damrak 0.4 »

in de Nieuwe Vaart (noordzijde) 0.4 »

in het Oud-Entrepotdok 1.4 >■>

Voor de Rijnvaart, uitsluitend, zijn aangewezen :

de Binnenhaven met 1 »

de Voorhaven van het Mewedekanaal met 0.6 »

aanlegkade.

§ 4. OVERLADING. A. Van Boord tot Boord.

Het is niet volstrekt noodzakelijk, dat de overlading van zeeschip, binnenschip, Rijnschip, lichter en zolderschuit in de onmiddellijke nabijheid van de stad plaats hebbe; hoofdzaak is, dat de ligplaats veilig zij.

Behalve in het Oosterdok en in de Houthaven voor de grootste schepen, en in het Westerdok voor schepen, niet dieper gaande dan 53.5 d.M., wordt gelegenheid, voor overlading van boord tot boord, geboden langs den oever van het IJ, ten noorden van de IJkade II.

Deze gelegenheid tot overlading moet uitgebreid kunnen worden.

De ruimte daartoe is te verkrijgen door afgraving van den IJoever

tegenover UKaae n.

Alle bassins, voor de binnenvaart als ligplaats aangewezen, bieden aan Rijnschip, binnenschip en zolderschuit ruimschoots gelegenheid tot het onderling overgeven van hunnen inhoud.

B. Van het Zeeschip in den Spoorwagen.

Alle kaden der groote bassins zijn voor den spoorwagen te bereiken.

De geheele kadelengte van 16 KM. kan ingericht worden voor de overlading, welke door middel van hydrauliek, stoomkracht of electriciteit plaats heeft.

In het bijzonder zijn voor de verzending van erts, kolen en andere ruwe artikelen per spoor aangewezen de kaden, die .het verst van de stad verwijderd zijn.

Het daartoe aangelegde Spoorwegbassin zal geheel langs de zuidzijde, welke nog slechts over 220 M. bekaad is, daarvoor worden ingericht.

Daar reeds nü hiervoor behoefte bestaat, dient ruimte voor uitbreiding aangewezen te worden, en wel aan de noordzijde van de landtong, beoosten den kolentip, alwaar voor dat doel eene breedte van 30 M. lengte kan worden aangeplempt.

Wordt de behoefte aan geschikte gelegenheid tot overlading van goederen grooter, dan kan daarvoor plaats aangewezen worden:

öf aan de Binnen-Handelskade, zoolang deze nog niet geheel door opslag is ingenomen, öf aan de oostelijke einden van de Iste en Ilde IJkade, welke ten slotte voor dit onderdeel van het verkeer worden bestemd.

C. Van het Rijnschip in den Spoorwagen.

Het Rijnschip vindt, bij zijne vaste aanlegplaats in de Binnenhaven, gelegenheid langs de spoorwegen aan de Handelskade goederen te verzenden of te ontvangen.

D. Goederenstations voor de Spoorwegmaatschappijen.

Deze zijn zoo nabij mogelijk in de stad gelegen.

Het goederenstation van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, aan de Nieuwe Vaart, ondergaat geene verandering.

Dat van de voormalige Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij, nu van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, aan de Nieuwe Vaart, is voor het doel ongeschikt geworden; de spoorweg-