M 1.

s

Na I Januari 1893 worden de opgaven der waterwaarnemingen aan de peilschalen langs de rivieren, voorkomende in de „Staatscourant", herleid tot het Amsterdamsche peil, volgens de uitkomsten der nauwkeurigheidswaterpassingen en de waterpassingen van den Algemeenen dienst van den Waterstaat.

WAARGENOMEN EN BEREKEND HOOGWATER AAN DEN HOEK VAN HOLLAND.

December 189 6.

g Tijd (Amsterdamsche) in uren Hoogte in cM.

p en minuten. -f- N.AP.

h

q j A j B C A B C

25 Voorm. I 5—20 — 5—45 66 — 84

26 » 6—10 — 6-31 41 — 82

26 Namid. 6—25 — 7—9 77 — 111

27 » 7—20 7—21 8—5 127 96 100

28 » 8-30 8—16 9—8 74 91 87

29 » 9-55 9—27 10—14 39 90 75

30 » 10—20 10—46 11-28 70 88 70

A — Waargenomen en geplaatst in de «Ned. Staatscourant». B — Berekend door: den hoofdingenieur H. E. de Brüijn. C = » » prof. H. G. van de Sande Bakhuyzen.

Laatste kwartier 27 December Ou. 28 m. namid.

BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BERICHTEN. De Lesseps.

De heer Gréard, die Donderdag jl. den heer Anatole France bij diens intrede in de Academie Francaise als opvolger van Ferdinanü de Lesseps, beantwoordde, wijdde aan het slot zijner rede eenige opmerkelijke woorden aan de Panama-Arac/i. Zinspelende op den naam van le grand Francais aan De Lesseps vroeger gegeven, zeide de heer Gréard :

«De naam, zoolang aan den zijne verbonden door een stralenkrans van roem, is thans bedekt met een rouwfloers. Wij hebben de verzuchtingen gehoord van zoovelen die door een verschrikkelijke ramp zijn geruïneerd. Toch kan ik mijn ooren niet sluiten voor het gemurmel van een hoop voor de toekomst. Ongetwijfeld, het gestaakte werk zal worden hervat en afgemaakt. Door wie en voor wie? Dat zal afhangen van allerlei belangen, wellicht ook van staatkundige hartstochten .... Maar de dag dat dé eerste schepen door de landengte zullen varen die twee oceanen scheidt, zal de geheele wereld de tekortkomingen van den ouderdom en van de fortuin vergeten en zich herinneren dat hij, die het denkbeeld van Leibnitz en van Goethe had opgevat om het ten nutte van de geheele wereld te volbrengen, de man- is geweest dien een algemeene populariteit den bijnaam had gegeven van Le grand Francais.'»

Voor de weduwe en dc kinderen van De Lesseps, die bij deze plechtigheid tegenwoordig waren, waren deze woorden een heerlijke troost.

Veiligheidswet.

Bij het in werking treden dezer wet op 1 Januari 1897 komen - enkele verplichtingen ten laste van de hoofden of bestuurders van bestaande fabrieken en werkplaatsen, waaraan wij thans met een enkel woord herinneren.

Onder fabrieken en werkplaatsen verstaat deze wet: 10. Alle zoowel open als besloten ruimten, waarin voor eenig bedrijf pleegt gewerkt te worden aan het vervaardigen, veranderen, herstellen, versieren, afwerken of op andere wijze tot verkoop of gebruik geschikt maken van voorwerpen of stoffen, of waar in of voor eenig bedrijf voorwerpen of stoffen eene daartoe strekkende bewerking plegen te ondergaan; een en ander voor zoover aldaar een krachtwerktuig of een oven wordt gebezigd of tien of meer personen plegen te verblijven; 2°. vlaschbraakhokken en zwingelketen.

Binnen 3 maanden na het in werking treden der wet, dus vóór 1 April 1897, moet het hoofd of de bestuurder van elke fabriek of werkplaats, die voor 1 Januari 1897 in werking was gebracht, aan den burgemeester der gemeente, waar de fabriek of werkplaats is gelegen, eene opgave zenden:

a. van het bedrijf, dat wordt uitgeoefend ;

6. van de soort van drijfkracht en het aantal krachtwerktuigen die worden gebezigd;

c. van het aantal der personen, die aldaar in den regel zullen verblijven ;

d. voor het geval, dat de fabriek of werkplaats behoort tot de inrichtingen, genoemd in de «Hinderwet);, van het gezag, dat de vergunning tot oprichting gaf en van de dagteekening dier vergunning.

Tegen het nalaten dezer kennisgeving is eene straf bedreigd van ten hoogste één maand hechtenis of geldboete van ten hoogste f 100.

Voorts legt art. 12 dezer wet aan het hoofd of den bestuurder van eene inrichting, waarin eenige tak van fabrieks- of handwerksnijverheid wordt uitgeoefend — deze bepaling strekt zich dus ook uit over de werkplaatsen en fabrieken, waarin minder dan 10 personen arbeiden en waarin geen krachtwerktuig en geen oven wordt gebezigd — de verplichting op, om van elk in zijn bedrijf aan een persoon overkomen ongeval binnen 3 X 24 uur nadat het heeft plaats gehad of de gevolgen er van zich hebben geopenbaard, schriftelijk kennis te geven aan den burgemeester der gemeente, waar het ongeval plaats had. Deze verplichting vervalt, indien de getroffene binnen 2 X 24 uur zijn gewonen arbeid heeft hervat, tenzij de gevolgen van het ongeval eerst later blijken.

In verband met deze bepaling, vervalt op 1 Jan. 1897 de kennisgeving van ongelukken, voorgeschreven in art. 15 der Arbeidswet.

Vakopleiding voor Handwerkslieden.

Gisteren had te Utrecht de 2de algemeene vergadering plaats van de Vereeniging tot bevordering van de vakopleiding voor handwerkslieden in Nederland.

In zijn openingsrede bracht de voorzitter, de heer H. J. de Groot, hulde aan den Minister van Binnenlandsche Zaken en de TweedeI Kamerleden de heeren Smeenge, Savornin Loiiman, Goeman BorgesiüS en Donner, die bij de behandeling van hoofdstuk V der Staatsbegroting de bevordering van de vakopleiding voor handwerkslieden hebben bepleit.

Uit het jaarverslag van den len secretaris, den heer C. Zander bleek, dat de toestand der jeugdige vereeniging niet ongunstig is. Het, aantal leden bedraagt 342 en het aantal begunstigers 40. Toch is een toeneming van het aantal leden nog zeer gewenscht.

Als plaats der volgende vergadering, die in Juni 1897 wordt gehouden, werd aangewezen Amsterdam.

Door den heer E. Jelsma werd een inleiding gehouden over «de wenschelijkheid om van vereenigingswege gegevens te verzamelen over de vakopleiding in het buitenland».

Spr. toonde uitvoerig aan, dat het verzamelen van gegevens over de vakopleiding in het buitenland zeer gewenscht is en betoogde het nut van vereenigingswege het onderzoek te doen plaats hebben.

Na een korte discussie, waarin zich enkele sprekers meer voor een een verzameling van gegevens over de vakopleiding in het binnenland verklaarden, werd de volgende door het bestuur voorgestelde motie aangenomen:

De vergadering besluit dat er van vereenigingswege voorloopig gegevens verzameld zullen worden, betreflende de algemeene vakopleiding in het binnen- en buitenland; dat de informaties naar de gegevens zich zullen uitstrekken over die beroepen, zoowel van die der vrouw als die van den man ; dat het bestuur wordt opgedragen een deskundige commisie saam te stellen, die zich aan deze zaak wijdt, die zelfstandigzal optreden en de onderhavige aangelegenheden in ruimeren zin zal opvatten ;

dat de commissie vrij is in het kiezen van de landen voor het terrein van haar onderzoek;

dat ten opzichte van eventueel te maken kosten overleg en goedkeuring moet plaats hebben met het bestuur der vereeniging, terwijl op elke vergadering mededeeling zal worden gedaan van haar werkzaamheden.

In de plaats van de heeren J. van der Ban en E. Jelsma (beiden niet herkiesbaar) en G. W. Boot Bzn.. die wegens drukke werkzaamheden als bestuurslid had bedankt, werden tot bestuursleden gekozen de heeren : C. T. J. Louis Rieber te Amsterdam, secretaris van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van Bouwkunst; Corn. van Straates, lid van den gemeenteraad en aannemer te Utrecht; en L. van Essen, directeur van de Ambachtsschool te Utrecht. Tot voorzitter werd herkozen de heer H. J. de Groot, directeur der Ambachtsen Burgeravondschool te Alkmaar.

Tijdens de vergadering zou een tentoonstelling plaats hebben van teekeningen van een vakschool voor meubelmakers te Maagdenburg. Deze tentoonstelling kon echter niet doorgaan, doordat de heer W. Visser van Deventer, die de teekeningen zou toelichten, het pakket, inhoudende 45 teekeningen, door den directeur van de school te Maagdenburg 20 Dec. jl. als ijlgoed verzonden, nog niet had ontvangen. Besloten werd dat tot den heer Kiefhaber, den directeur aan genoemde school, het verzoek zal worpen gericht de teekeningen te mogen bewaren tot de Juni-vergadering in 1897.

De vereeniging zal tot de besturen van Ambachtsscholen, enz. het verzoek richten de leeraren in staat te stellen, desnoods ook door flnancieelen steun, de Juni-vergadering bij te wonen, daar er op vele scholen in Juni geen vacantie is. Op deze vergadering zullen, indien zich binnen twee weken bij het bestuur inleiders aanmelden, de volgende punten worden behandeld :

a. Er wordt gevraagd eene uiteenzetting van het verschil tusschen het gewone- en vakteekenonderwijs.

b. Wat is de tegenwoordige Burgeravondschool en wat zou zij binnen de Wet op het M. O. kunnen worden?