]65

M 14.

a. Voordracht van het lid H. E. de Bruyn, over de betrekking tusschen regenval, verdamping en waterafvoer.

b. Mededeeling van het lid R. P. J. Tutein Noltheniüs, omtrent eene te Amsterdam plaats gehad hebbende beproeving met eene Monier-plaat.

c. Mededeeling van het lid G. B. H. F. Alpherts, betreffende hét denkbeeld om, door reorganisatie van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, te trachten eene fusie van technische vereenigingen tot stand te brengen.

Ingekomen zijn :

a. Brieven van den hoofdingenieur van den waterstaat in het 9de district ten geleide van de weerkundige en waterwaarnemingen aan den Helder gedurende de maanden Januari en Februari 1897.

b. Circulaire van den heer J. F. W. Conrad, president van het zesde congres van binnenscheepvaart betreffende het zevende congres, in 1898 te Brussel te houden.

c. Circulaire betreffende het «Congres international des accidents du travail», in 1897 te Brussel te houden.

d. Brief van het lid G. E. V. L. van Züylen, ten geleide van eene circulaire betreffende het «Congres international des habitations a bon marcbé», in 1897 te Brussel te houden.

e. Brief van het lid jhr. F. L. Ortt, ten geleide van eene verhandeling over den invloed van wind en luchtdruk op de getijden.

Nederlandsche Vereeniging voor Electrotechniek.

De Nederlandsche Vereeniging voor Electrotechniek, zal Zaterdag 10 April a. s. om kwart vóór elf vergaderen in het Hotel «d'Angleterre», Wagenstraat 22 te 's-Gravenhage.

De punten van behandeling betreffen :

1°. Medede.elingen en voorstellen van het Bestuur.

2". Discussie over de voordracht: «Electrische tram-en spoorwegen», in de vergadering van 13 Mei 1896 gehouden door den heer Van Loenen Martinet.

3°. Ballottage van 11 candidaten voor het lidmaatschap.

4°. Voordracht van den heer A. Vosmaer over «electrische ontladingsverschijnselen».

5°. Inleiding tot het bezoek aan het Electrisch Centraalstation te 's-Gravenhage, door den heer W. Hüjjgens.

Na afloop der Vergadering zal een bezoek gebracht worden aan de onder 5 genoemde inrichting.

Ook~; belangstellenden, die geen uitnoodiging ontvingen, zullen welkom zijn.

Vergadering van de Kon. Academie van Wetenschappen.

In de Zaterdag 27 Maart gehouden gewone vergadering derafdeeling voor wis- en natuurkundige wetenschappen van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, heeft de heer R. D. M. Verbeek, chef van het mijnwezen in Nederl. Indië, eene mededeeling gedaan over de geologie van Bangka en Billiton, welke in hoofdzaak het volgende behelsde :

De twee eilanden Bangka en Billiton bestaan uit sedimenten van waarschijnlijk paleozoïschen ouderdom: zandsteenen, kwartsieten enz. doorbroken door granieten. Beide worden overdekt door quartaire afzettingen, los zand en klei, in de onderste (wellicht pliocene) lagen tinertshoudend; aan de kust vindt men alluviale afzettingen. De tinertsafzettingen zijn jonger dan de granieteruptie, maar zijn waarschijnlijk spoedig daarop gevolgd. Het tinerts is in impregnaties en gangen met kwarts en ijzerertsen afgezet in spleten van het graniet maar ook op de voegvlakken der zandsteenen. Van deze gangen is het door verguizing en een zwak watertransport gebracht naar den bodem van oude valleien, waar het nu ligt onder eene bedekking van los zand en klei.

Tervolgens sprak dezelfde spreker over glaskogels van Billiton. In de quartaire of wellicht pliocene tinertsafzettingen van Billiton komen zonderling afgeronde en op de oppervlakte gegroefde glaskogels voor, en zeer enkele in quartaire turflagen van Java en in de eveneens quartare goud- en platinamijnen van Zuid-Oostelijk Borneo. Hij stelt deze lichamen gelijk met de diluviale bouteillesteenen fmaldavieten) van Bohemen en de quartaire glaskogels die in Australië zijn gevonden ; van geen dezer lichamen is de herkomst bekend. Van vulkanen kunnen zij niet afstammen omdat de naastbij gelegen vulkanen te ver verwijderd zijn en bovendien geheel andere glasgesteenten geleverd hebben; ook kunstproducten kunnen het om verschillende redenen niet zijn: daarom beschouwt spreker ze als van buitenaardschen oorsprong en acht het waarschijnlijk dat ze door vulkanen van de maan zijn uitgeworpen in de quartaire of wellicht reeds in de plioceneperiode. Hij vestigt de aandacht op de onderzoekingen van Landerer, waaruit schijnt te blijken dat een groot gedeelte der maanoppervlakte uit glasgesteenten bestaat.

Bij den aanvang der vergadering bracht de voorzitter, prof. van de Sande Bakhuijzen, een eerbiedige hulde aan de nagedachtenis van Prinses Sophie.

Daarna sprak hij eenige woorden van hartelijke waardeering naar aanleiding van het bericht van het overlijden van den geleerde Ch. M. Schols, den grondlegger der graadmeting in Nederland.

Van den minister van koloniën was het bericht ontvangen, dat Z.Exc. slechts ten deele zou kunnen- tegemoet komen aan de wenschen der akademie betreffende eene inzending voor de geologische afdeeling der Brusselsche tentoonstelling. Op dit schrijven is geantwoord, dat de akademie onder deze omstandigheden van het plan der inzending afziet.

BENOEMINGEN, VERPLAATSINGEN. ENZ.

Bij Koninklijk besluit van 27 Maart jl. is aan de na te noemen heeren vergunning verleend tot het aannemen van de hun door Zijne Majesteit den Koning van Siam geschonkene ordeteekenen, te weten:

aan A. E. Lindo, chef der exploitatie van de Oosterlijnen der Staatsspoorwegen op Java, het ordeteeken van officier der orde van de Kroon van Siam ;

aan J. Bouwens, chef der tweede afdeeling van de exploitatie der Westerlijnen van de Staatsspoorwegen op Java en aan J. A. Stoop, directeur der Dortsche Petroleum-maatschappij te Soerabaija, het ordeteeken van ridder der orde van den Witten Olifant van Siam.

Bij Koninklijk besluit van 80 Maart jl. is, met ingang van 1 Mei 1897, aan C. Brauns, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als opzichter van den Rijkswaterstaat der 1ste klasse.

Bij Koninklijk besluit van 30 Maart jl. is aan P. van Haeren, commies-chef bij de Spoorwegmaatschappij Luik—Maastricht, wonende te Maastricht, verlof verleend tot het aannemen der burgerlijke medaille lste klasse, hem door Z. M. den Koning der Belgen geschonken.

Bij Koninklijk besluit van 31 Maart jl. is, met ingang van 1 April 1897 :

1°. de kapitein G. F. G. A. van Kempen, van den staf der genie, op zijne aanvrage, op pensioen gesteld ; 2°. dien kapitein de rang verleend van majoor.

Bij beschikking van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 31 Maart jl., is voor het tijdvak van 1 April tot en met 31 December 1897 benoemd tot tweede-assistent bij de scheikunde aan de Rijks-Universiteit te Groningen A. van Raalte.

Met ingang van 1 April is eervol ontslag verleend op verzoek aan den heer A. J. Rulle von Lilienstern ter Meulen, chef van het mouvement bij de Maatschappij tot Expl. van S.S. en plaatsvervanger van den chef van den dienst der exploitatie. De heer J. J. Reijerman, chef van het goederenvervoer, is aangewezen tot plaatsvervanger van den chef van den dienst der exploitatie, terwijl de heer A. G. A. Everts, adjunct-chef van het mouvement, voorloopig is belast met de waarneming der betrekking van chef van het mouvement.

Bij Koninklijk besluit van 1 dezer is bij het Departement van Waterstaat, H. en N. bevorderd tot commies, de adjunct-commies Mr. W. A. baron van Ittersum.

Bij Koninklijk besluit van 1 dezer is aan F. W. Bakema, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van adjunct-inspecteur van den arbeid.

Bij beschikking van den Minister van Waterstaat, H. en N. is de heer R. van der Ploeg benoemd tot buitengewoon opzichter bij het maken van eene verbreeding aan de Noordzijde van het buitentoeleidingskanaal naar de nieuwe schutsluis te IJmuiden.

De gemeenteraad van Arnhem heeft aan den heer F. L. S. F. baron van Tuijll van Serooskerken op verzoek eervol ontslag verleend als adjunct-directeur bij de gemeentewerken.

De landmeter H. A. van der Zanden is overgeplaatst van Roermond naar Middelburg.

In Ned.-Indië. Bij den Waterstaat en 's Lands B. O. W.

Aangewezen: als chef der 1" waterstaatsafdeeling, de benoemde hoofdingenieur 2e kl. G. Oosting.

Overgeplaatst: naar de residentie Cheribon, de opzichter le kl. J. F. L, N. Fransz ; naar de residentie Semarang, de opzichter 2= kl. J. Vreedenburgh.

Bepaald: dat de ingenieur le kl. S. J. G. van Overveldt als eerstaanwezend ingenieur in de residentie Semarang zal optreden ; dat de opzichter 3e kl. L. R. Albinus in de residentie Bantam geplaatst blijft.

Verleend: wegens langdurigen dienst, een jaar verlof aan den ingenieur le kl. S. W. Becking en aan den opzichter le kl. G. Rapp.

Bij het Mijnwezen. Gedetacheerd: bij de ontginning van het Ombiliën-kolenveld