DE

12e Jaargang.

INGENIEUR.

Orgaan

281

1897. -12 23.

VEREENIGING VAN BURGERLIJKE INGENIEURS.

WBBffiad owl aai ie WiK en is ncoioiio van

Prijs per Jaargang:

Franco per post.

Vo or Nederland : / 8-—

Voor liet Buitenland met vooruitbetaling ... - 10.50 Voor leden der Vereeniging van Burgerlijke Ingenieurs

worden bovenstaande prijzen met / 2.— verminderd. Men abonneert zich voor een jaargang. Over het bedrag der abonnementen in Nederland

wordt hal/jaarlijks door de Administratie beschikt. Afzonderlijke nummers 20 cents. ~- Bewijsnummers

10 centB.

Verschijnt eikei Zaterdag.

Abonnementen, stukkeu en mededeellngen, boekeu brochures, enz. te richteu aau de Redactie: Scheveningsche Veer no. 7, te 's-Gravenhage.

Advertentten uiterlijk Vrijdags 12 ure des voormiddags intezenden aau de Directie en Administratie van dit Blad, Pavel)oensgraeht No. la, te 's-Graveuhagf

Hoofdvertegenwoordiger voor Nederland: C. W. BETCKE, Advert.-Bureau, Rotterdam.

Afzonderlijke Nummers worden, voor zoover de voor raad strekt, alléén aan Abonnés geleverd.

's-Gravenhage, 5 Juni.

Prijs ïer Adverteatiën:

Per regel f 0.25

Groote letters naar plaatsruimte.

Abonnementen volgens afzonderlijke overeenkomst.

By eene eerste plaatsing van annonces voor Aanbestedingen is de prijs per regel ƒ0.15; bij eene tweede en meerdere plaatsing van dezelfde annonce ƒ0.10.

Bij abonnement op Advertentiên wordt het blad gratis toegezonden.

Verantwoordelijk Redacteur: J. van Heurn, Civ.-Ing., 's-Gravenhage.

INHOUD.

Waterstanden bij tijdelijke zijwaartsafleiding. — Rioleering der kleinere steden van A. Heezbeeg door J. v. d. B. — Beschouwingen over de ontwikkeling der Natuurkunde door Dr. K. Sissingh. — Mijnen en steengroeven in Limburg. Uit de jaarverslagen der Spoor- en Tramwegmaatschappijen over 189G. — Weerkundige Waarnemingen. — Rivierberichten. — Binnen- en Buitenlandsche Berichten. — Benoemingen en Verplaatsingen. — Open Betrekkingen. — Gezochte Betrekkingen. — Advertentiên.

Waterstanden bij tijdelijke zijwaartsafieiding.

^ndien voor een of ander doel tijdelijk eene hoeveelheid

water uit eene rivier zijwaarts wordt geleid, zooals

1? bv. bij irrigatie tot hoog peil, vloeiweiden, enz., zal

^t^^b deze afleidms invloed hebben od den waterstand

in die rivier.

Om dien invloed te kunnen voorzien en maatregelen te kunnen nemen om nadeelige gevolgen te beperken, is het noodig, dat de rivier geheel bekend is, wat betreft profielen, verhanglijnen en afvoeren.

Het peilen van profielen is bekend genoeg, er bestaat dus altijd de mogelijkheid, voldoende gegevens hiervoor te kunnen verkrijgen.

Om verhanglijnen te kunnen teekenen uit de gegevens, moeten aan de noodige goedgestelde peilschalen gedurende eene lange periode periodieke waarnemingen zijn verricht, opgeteekend en verzameld.

Om de afvoeren te leeren kennen, moeten deze gemeten worden in periodes van regel matigen afvoer, dat wil zeggen, bij gelijk peil gedurende eenige dagen.

Uit een en ander zijn dan de berekeningen voor de periodes van tijdelijke afleiding van een gedeelte van den afvoer te maken.

Omdat voor onze groote rivieren de noodige gegevens beschikbaar zijn, zullen deze als voorbeeld dienen, en zal het eenvoudigste geval nader worden beschouwd, namelijk een riviervak, waar geen zijtakken inkomen, en ook geen vertakkingen zijn.

Voorts wordt aangenomen, dat de verandering tijdelijk is, en dus geen wijzigingen in het bed ontstaan.

In de eerste plaats iets over de waterstanden in eene rivier onder gewone omstandigheden.

De waterstand in eene rivier op eene bepaalde plaats is afhankelijk van :

1°. toevallige invloeden ;

2°. den waterstand aan de monding;

3°. den afvoer.

ad. 1. Hiertoe moeten gerekend worden: plaatselijke winddruk, verschil in atmosferischen druk of soortelijk gewicht door warmte of zoutgehalte, en als voornaamste een ijsbezetting, ijsdam.

ad. 2. Voor groote rivieren is de waterstand aan de monding de zeestand, dus een afwisselende, de invloed wordt echter hooger op steeds minder. In het laagste gedeelte is nog eb- en vloedstroom waar te nemen, hooger op nog eb- en vloedstand, en nog hoogerop niets.

Bij. het later te behandelen voorbeeld der groote rivier is de invloed der zee als onmerkbaar aangenomen.

Voor kleinere (beter voor zij-) rivieren is de waterstand aan de monding die in de hoofdrivier. Het is dan vooral de vraag, of die waterstand sterk wisselt, of wel vrij regelmatig verandert en daarbij gelijken tred houdt met de afvoeren der zijrivier. Vooral in het laatste geval zal de wijziging van den waterstand in de hoofdrivier geen invloed hebben op hoogere gedeelten deizijrivier, evenals de waarneming leert, dat eb en vloed geen invloed hebben op de hoogere gedeelten der hoofdrivier.

Ook de berekeningen leeren, dat de benedenwaterstand van een riviervak geen invloed heeft op de hoogere gedeelten, en wel des te eerder dien invloed verliest, naarmate de afvoer grooter is; dit is o. a. gebleken bij berekeningen voor den Krommen Rijn en voor de Linge, van welke rivieren de profielen bekend waren.

Iets nieuws is dat niet, want de invloed van de zeestanden is ook des te eerder verdwenen, naarmate de afvoer der hoofdrivieren grooter is, dat leert de waarneming.

ad 3. Blijft dus de invloed van den afvoer, welke afvoer op de hoogere riviervakken den waterstand beheerscht. Dit leerde de theorie, zie boven, dit leert ook de praktijk. Uit de waarnemingen voor den afvoer bij bepaalde waterstanden blijkt, dat bij eenzelfden waterstand steeds dezelfde afvoer wordt gevonden, de afwijkingen der waarnemingen met eene kromme, als gemiddelde van vele jaren uit de jaarlijksche verslagen van den Rijks Waterstaat opgemaakt, zijn klein.

Eenmaal aangenomen, dat voor een hooger riviervak de afvoer den waterstand bepaalt, dan moet men bij een zelfden afvoer de waterstanden op verschillende plaatsen ook constant vinden, en kan men een gemiddelde verhanglijn bij een bepaalden afvoer, derhalve de verhanglijnen bij bepaalde afvoeren, bepalen.

Voor de bepaling van afvoeren bij waterstanden op eene bepaalde plaats kan o. a. verwezen worden naar het Tijdschrift van het K. I. v. I. jaargang 1885/86 blz. 367, waaruit enkele gegevens zijn genomen.

Uit de jaarlijksche verslagen van den Rijks Waterstaat, waarin resultaten van afvoerbepalingen voorkomen, is ook een tabel samengesteld, welke natuurlijk iets afwijkt.

Om uit de waarnemingen der waterstanden de gelijktijdige waterstanden bij een constanten afvoer te bepalen, is bij onze rivieren de volgende methode mogelijk:

Uit de halfjaarlijksche grafische voorstellingen der waterstanden zijn de tijdperken van regelmatigen, bijna constanten, afvoer te vinden; de lijn der waterstanden, gewoonlijk een zaag, is dan horizontaal of zeer flauw hellend (gedurende eenige dagen, eenzelfde of een regelmatig toe- of afnemende hoogte afgelezen). Van die tijdperken teekent men de waterstanden op verschillende plaatsen als ordinaten bij abscissen, die den afstand dier plaatsen tot een vast punt aangeven. Op deze wijze ontstaan eenige krommen, elk voor een verhanglijn bij een regelmatigen, te bepalen, afvoer (1).

(-1) De afvoer is in werkelijkheid dikwijls onregelmatig, elkegrootere regenbui komt in eenige golven de rivier af.

De YereenHtlne ™ BniïerHtëe iueenieurs stelt ziel in neeneii deeie yeraatwoordelilK toot 4e demcoeelta in de ottderscMdeue blldrages oitwiMd ot toegelicht.