M

518

pjo. 2 Hier werkt toch wanneer de kooi omlaag

is met naar gewicnc, nei gewicni van uen in het water gedompelden stempel; wanneer de kooi omhoog is het volle gewicht van den stempel. Een volkomen gelijkmatige werking van het tegenwicht is dan aanwezig, wanneer het gewicht per meter van de kabel gelijk is aan het halve gewicht van het over een gelijke lengte verplaatste water. (Fig. 2.)

Levert het plaatsen van rollen boven aan de schacht bezwaren, dan kan op de wijze als in fig. 2 is aangegeven een tegenwicht worden aangebracht in den kelder.

De inrichting bestaat uit een cilinder met een door een gewicht belasten zuiger. De ruimte onder den zuiger is door een buis verbonden met de cilinder van den stempel, terwijl de gesloten ruimte boven den zuiger in gemeenschap is met de waterleiding. De waterleiding openende wordt de zuiger neergedrukt, en rijzen stempel en kooi. Het tegenwicht daalt, en oefent een werking in dezelfde richting als de waterleiding uit.

Bij personenliften met hijschkoord, wordt de kooi eveneens steeds geëquilibreerd door een tegenwicht. De verhouding van het tegenwicht, tot het gewicht van de kooi wordt bepaald, door de wijze waarop men den motor wil laten loopen. Is slechts bij opgang van de kooi arbeid te verrichten, zoó is het tegenwicht kleiner dan het gewicht van de kooi te nemen. Wenscht men zooals bij

electrische liften arbeid bij heffing en daling, dan is het tegenwicht zooveel grooter dan het gewicht van de kooi te nemen, als de helft van de normale belasting bedraagt. De motor heeft in dat geval de minimum-afmetingen.

Fig. 5.

1

Fig. 3.

Q

Fig. 4.

Het tegenwicht wordt bij deze liften aangebracht als in fig. 3 wanneer de motor beneden staat, als in fig. 4 wanneer de motor boven geplaatst is. De laatste constructie zou door zijn eenvoudigheid de voorkeur boven eenige andere verdienen, ware het niet dat de trillingen die de motor veelal boven in een gebouw teweegbrengt, daarvan af doen zien. In bewoonde gebouwen is deze constructie ook alleen toe te passen bij een zeer langzaam gaande lift (0.20 M. per seconde) en langzaam loopenden motor.

Is in de schacht of in de nabijheid geen plaats voor een tegenwicht, dan is equilibreering mogelijk door de dispositie

van fig. 5 te nemen, waar een groot tegenwicht een kleine weg aflegt.

Leiders. De kooi wordt in hare beweging geleid door ijzeren of houten leiders, welke laatste dan tusschen ijzers gevat zijn.

Om deze leiders grijpen vorken, die zoowel boven als onder aan de kooi aangebracht zijn. De leiders zijn ten opzichte van de kooi geplaatst als de dispositie fig. 6, 6a of 66 aanFig. 6.

D

geeft. In trapgaten is de constructie van fig. 6a dikwijls beter aan de bouw aan te passen; uit een oogpunt van stijfheid der constructie van de kooi verdient die van fig. 6b aanbeveling.

Zekerheidssluiting. De deuren die toegang geven tot de schacht mogen onder normale omstandigheden slechts aan de liftzijde geopend kunnen worden. Voor de opening van de deuren aan de voorzijde is een bizondere sleutel noodig.

Bij dubbele deuren, zijn deze zoodanig door een stangenstelsel te verbinden, dat beide deuren gelijktijdig open en dicht gaan.

Ten einde een onbe weeglij ken stand van de dicht zijnde dubbele deuren te verzekeren is het wenschelijk de sluiting zoodanig in te richten, dat bij het omdraaien van het slot gelijktijdig met de horizontale schieters vertikale schieters naar boven en beneden bewegen.

Bij dubbele deuren zij de omhoog zijnde schieter, of bij enkele deuren, de deur zelve te grendelen door een zekerheidssluiting. Deze zekerheidssluiting houdt, door een sterke veer, de deur gegrendeld, zoolang de kooi zich niet voor de deur bevindt. Bij aanwezigheid der kooi is de grendel door

een hellend vlak weggedrukt.

Inrichtingen om het in gang zetten bij geopende deuren te beletten. Waar de lift niet door verantwoordelijke personen wordt bediend, worden somwijlen inrichtingen aangebracht, waardoor het in gang zetten bij geopende deur belet wordt. Het is dan noodig het stuurkoord, langs de deuren te leiden, en hierop nokken aantebrengen, die alleen de beweging uit den middenstand toelaten bij gesloten deur. Gewoonlijk wordt dan het stuurkoord gedeeltelijk vervangen door een stang.

Automatisch stoppen. Steeds worden inrichtingen aangebracht waardoor automatisch de mechaniek voor het in beweging brengen, — bij de eindstanden van de kooi, omhoog en omlaag in den stand gebracht wordt, waarbij de bron van kracht is afgesloten.

Somwijlen zijn in de kooi verschillende knoppen aangebracht, die omgesteld kunnen worden om deze na het in gang zetten op de gewilde verdieping te laten stoppen.

Dit stoppen heeft plaats, doordat de aan den knop bevestigde nok samenwerkend met een in de schacht geplaatsten hefboom het bewegingskoord, of de bewegingstang in den middenstand brengt.

Het laat zich voelen dat deze zoowel als de hierboven genoemde inrichtingen voor het beletten der beweging, goed en sterk geconstrueerd moeten zijn, een groote moeielijkheid voor de goede werking ligt in het rekken van het koord. Wil men die inrichtingen toepassen, dan is het dringend noodig zich te overtuigen dat de betrokken firma's deze meer hebben uitgevoerd en zekerheid te verkrijgen dat die inrichtingen tot geen storingen hebben aanleiding gegeven, of niet buiten werking zijn gesteld.

Aanwijzers van de plaats van de kooi. Om op de verschillende verdiepingen, de plaats waar de kooi zich bevindt, te kunnen nagaan zijn ter zijde van de tot de schacht toegang gevende deur, schalen van circa 1 Meter aangebracht, waar-