519

M. 45.

Ten einde alle lucht te verwijderen is het bovendien gewenscht, om onmiddellijk aan den toegang van den cilinder een luchtkraan of een automatischen luchtontlater aan te brengen.

De laatste kan ingericht zijn als volgt (fig. 8).

Fig. 8.

et \

Zoolang alleen water door de buis a vloeit en in de ruimte b is, wordt de caoutchoucbal tegen bedding 1 gedrukt. Komt er lucht in de ruimte b, dan valt de bal op bedding 2, en wordt de lucht weggeblazen, totdat de bal weder door het aanvloeiende water is gelicht.

Zekerheidsinrichtingen bij het breken van het koord. Bij het meerendeel der inrichtingen, wordt door de spanning van het koord, een veer ontlast, die vrij zijnde, klauwen aan de kooi bevestigd tegen de leiders drukt.

Fig. 9 stelt zulk een inrichting voor, de teekening wijst aan, op welke wijze de werking der veeren, door de spanning van het koord opgeheven en de klauwen van de leiders verwijderd worden. De vorm der klauwen, kan zoodanig gekozen worden, dat de veeren slechts een begin van beweging geven, en de klauwen verder van zelve klemmen.

Bij een andere inrichting is aan de leibaan een getande staaf bevestigd, en beweegt daarlangs een gelijksoortige staaf

langs een wijzer loopt die de beweging van de kooi volgt.

Deze wijzers worden, door een aan het bewegingsmechanisme verbonden koord bewogen.

Oproeping van den beambte in de kooi. Een electrisch tableau in de kooi, is door geleiddraden verbonden aan de wekknoppen op de verschillende verdiepingen. Een kabel waarin deze geleiddraden zijn opgenomen, gaat van onder uit de kooi, naar halverhoogte de schacht; een rol met gewicht bezwaart dien kabel. Stijgt de kooi, dan wordt het eene einde van den kabel opgetrokken, en leggen rol en gewicht den halven weg af. Is de kooi geheel omhoog, dan is de kabel naar boven gespannen, en rol en gewicht, ter plaatse van het ophangpunt in de schacht.

Verlichting van de kooi. Wanneer electriciteit ter dispositie

is, kan electrisch licht in de kooi worden aangebracht, door

aan de kooi bevestigde koperen veeren, langs m de schacht gespannen leidingen te laten glijden. Beter is ook hier een slappen toevoerkabel met rol en tegenwicht als voor het oproepingstableau is beschreven, toe te passen.

Middelen tot het voorkomen der bezwaren, die zich voordoen door lucht in waterleidingen. Bij het aftappen van waterleidingen, en ook onder andere omstandigheden is het mogelijk dat lucht in de cilinder komt. De goede werking van de lift is dan niet verzekerd; waterstooten die gevaarlijke gevolgen kannen hebben zijn te vreezen.

Het is daarom noodig onmiddellijk bij de lift, op de waterleiding een windketel aan te wenden (fig. 7). Deze is zoo groot te nemen dat zij ruim een hoeveelheid water kan bevatten die gelijk is aan den inhoud van den liftcilinder. Indien met het water lucht wordt aangevoerd blijft die boven in den windketel en komt niet in den cilinder. Een peilglas is noodig om den toestand in dien windketel te kunnen gadeslaan.

Fig. 7.

aan de kooi (fig. 10). De tanden zijn van verschillenden vorm; tusschen de tanden van beide staven zijn kogels aanwezig. Beweegt de kooi ten opzichte van de leibaan met

Fig. 9.

Fig. 10.

normale snelheid, zoo rollen de kogels regelmatig tusschen de tanden door en heeft geen klemming plaats. Beweegt de kooi te snel, dan zijn de kogels niet op den juisten tijd ter plaatse en wordt de beweging gestuit. Deze inrichting is eenvoudig en ingenieus, doch in uitvoering kostbaar.

Bij de meeste liften van den laatsten tijd is de kooi gewoonlijk aan 2 ot 4 koorden opgehangen, en wordt de kooi aan den leider geklemd:

«. bij verschil in spanning tusschen de koorden;

°- bij grootere dan de normale snelheid, en dus bij het breken.

Fig. 11.

Fig. 12.

Bij de inrichtingen volgens fig. 11 is de kooi aan 4 koorden opgehangen, de koorden gaan van boven af de kooi 2 aan 2 omlaag ter weerszijden. De koorden zijn bevestigd aan 2 bouten, gaande door een balans b. Zoolang de spanning in de koorden gelijk is, blijft de balans horizontaal; wordt koord 1 te lang, dan drukt stift 3, wordt koord 2 te lang, dan drukt stift 4 den nok 5, draaibaar om as 7, omhoog en de wig 6 vast tusschen de leibaan en den bodembalk van de kooi.

Een soortgelijke constructie is ook gemaakt voor ophanging bij 2 koorden, — alsdan is een koord aan de eene zijde, het andere aan de andere zijde van de kooi omlaag gebracht, — en grijpen deze aan hefboomen ter weerszijden van eenstang onder de kooi (zie fig. 12). Beweging van de stang heeft als hierboven het aanzetten van de wig ten gevolge.

De lange horizontale as onder de kooi verdient echter geen aanbeveling.

Bij de in fig. 13 gekozen dispositie is boven de kooi, een °m het punt 1 draaibare balans 2 aangebracht.

Deze balans wordt horizontaal gehouden bij gelijke spanning van de koorden 3 en 4. Onder aan de balans zijn nokken bevestigd, die bij scheeven stand van deze, veroorzaakt door ongelijke spanning van de koorden, de balansen 5 en 6 be-