609

M 51

Evenals bijna overal zijn ook hier de verwarming en ventilatie weer onvoldoende.

C. Voor de Bouwkundige Ingenieurs. In gebruik zijn de zalen:

I, II, IV, 4, 9. 11, 12, 14,15,16,18.20,32, 35,38,39,40,41, 42, 43, 47.

Behandeld zijn reeds: I, II, IV, 4,15,16,18,20,32, 38,40,43. Voor de behandeling der teekenzalen 11, 12, 14, 35, 39,41 en 47 zie men sub II,

D. Voor de Scheepsbouwkundige Ingenieurs.

Behalve de reeds vermelde zalen zijn voor deze afdeeling speciaal in gebruik de zalen 37 en 36, waarvan eerstgenoemde een college-, laatstgenoemde een teekenzaal is.

Zaal 37. heeft een inhoud van 8,35 X 8,25 X 3,00.

De geringe hoogte is zeer nadeelig voor de gezondheid. De ruimte is met het oog op het geringe aantal ingeschrevenen (totaal 15) voldoende.

De verlichting geschiedt door 6 schuiframen 1,35 bij 1,35 over twee aan elkaar grenzende wanden verdeeld.

De ventilatie geschiedt door de ramen die naar boven geschoven kunnen worden, ter hoogte van 0,45 M.

De verwarming geschiedt door een kachel. Kunstverlichting is zeer onvoldoende (drie argandbranders).

De Hoogleeraar heeft geen cabinet ter zijner dispositie waarom thans een deel der college-zaal daarvoor is in beslag genomen.

Zaal 36, de teekenzaal, heeft een inhoud van 24,80 X 6,45 X 3 en dient voor alle ingeschrevenen tegelijk. De ruimte is evenwel voldoende.

De verlichting geschiedt door 9 ramen (1,35 bij 1,35), de kunstverlichting door 13 argandbranders, die een zeer onvoldoende hoeveelheid licht verspreiden. Het teekenen is daarbij zoogoed als onmogelijk. De ventilatie geschiedt door de ramen, welke naar boven openschuiven ter hoogte van 0,45 M.; zij is ten eenenmale onvoldoende.

De ramen tochten bovendien zoodanig, dat de deuren niet ter ventileering kunnen worden geopend.

De verwarming geschiedt door twee kachels, elk aan een einde der zaal geplaatst. De scheepsbouwkundige ingenieurs moeten zich volgens het programma ook oefenen in het teekenen voor waterbouw- en werktuigbouwkunde, doch daartoe bestaat volstrekt geene gelegenheid, omdat in de daarvoor bestemde zalen reeds plaats te kort komt voor hen, die ingeschreven zijn voor civiel- en werktuigkundig ingenieur. E. Voor de Werktuigkundige Ingenieurs.

Behalve de reeds vermelde zalen zijn voor de werktuigkundigen in gebruik de zalen 21, 22, 23, 24, 25, 29, 30 en 31.

Hiervan zijn de zalen 29 en 31 voor Collegezalen, de anderen als teekenzalen in gebruik.

Zaal 29 heeft een inhoud van 13,38 X 7,26 X 3,5.

De verlichting geschiedt door 7 ramen, waarvan 2 onbruikbaar, doordat het bord er voor is geplaatst. De ramen zijn groot 1,40 bij 1,90.

Kunstverlichting geschiedt door 5 Wenhamlampen.

De zaal wordt gebruikt in 2 deelen, n.l. de oostelijke helft voorzien van banken, voor de colleges Projecteeren en Werktuigleer, de westelijke helft voor het lezen van teekeningen. Op deze wijze is ruimte en verlichting voldoende. De verwarming geschiedt door een stoomkachel. De ventilatie zou moeten geschieden door de ramen, hetgeen wegens tocht onmogelijk is.

Zaal 31 is bepaald slecht te noemen. De inhoud is: 9,14 X 6,46 X 4,5.

De verlichting heeft plaats door 3 ramen, 1,30 bij 0,83, welke uitkomen op de gang tusschen voor- en achtergebouw, zoodat het hooge voorgebouw het licht grootendeels wegneemt; bovendien zijn deze ramen aangebracht tegenover den werkmuur, zoodat men in zijn eigen schaduw zit te schrijven. Dat eene op deze wijze aangebrachte verlichting hoogst onpractisch is, zal iedereen duidelijk zijn. De gasverlichting, welke bij eenigszins donkere dagen in dit euvel moet voorzien, bestaat uit 2 gaspitjes, z.g. vleermuisbranders! De ventilatie moet ook hier geschieden door de ramen. De verwarming geschiedt door middel van stoom.

De ruimte is in beide collegezalen voldoende.

De verzameling Mechanische Technologie geeft geen reden

tot klagen; de ruimte voor de werktuigen is te klein, de werktuigen zelf zijn in goeden staat. F. Voor de Mijnen-ingenieurs.

Ten dienste der mijnen-ingenieurs staan, behalve de zalen m gemeenschappelijk gebruik met de andere ingenieurs, de volgende localiteiten: een collegezaal (26) een laboratorium en eene mineralenverzameling.

De Collegezaal wordt gebruikt voor de colleges mineralogie B[ en B2 en Geologie B2 en C1.

De inhoud is 8,85 X 7>75 X 4,50 = 308,64 M3.

De verwarming geschiedt door middel van stoom en is voldoende.

De ventilatie is gebrekkig. De zaal toch heeft slechts twee ramen, die van onderen opengeschoven kunnen worden, ter hoogte van 0,50 M.

De verlichting is onvoldoende.

Tot Kerstmis wordt het college bezocht door gemiddeld 30—36 mijnen-ingenieurs Bt en technologen welke laatste tot dien tijd het college met de mijnen-ingenieurs gemeen hebben.

Het aantal mijnen-ingenieurs B, is 30 en dat der technologen Bt is 18, zoodat in 't begin van 't jaar de zaal ruimte moest aanbieden aan 48 personen.

Het laboratorium, dat den mijnen-ingenieurs ten dienste staat, heeft een lengte van 8 M. bij 3,05 M. breedte,

Hij is 4,50 hoog en wordt verlicht door één raam (3,30 bij 1,45). v , j

De ventilatie door dit raam is onmogelijk. Wel schuift het raam op ter hoogte van 10 cM., maar het effectjdat daardoor nog zou kunnen verkregen worden, werd tot niets gereduceerd door de aanwezigheid van een dubbel raam.

In het laboratorium is plaats voor hoogstens 4 personen.

Aantal ingeschreven Bu 30.

De localiteiten voor Verzamelingen ontbreken nagenoeg geheel en daarmede de verzamelingen zelve natuurlijk ook. Er behoorden te zijn :

a. een verzameling teekeningen, platen en modellen ten dienste van de vakken : Mijnbouwkunde, Hüttenkunde, (Metallurgie e. a.), Aufbereitung en Leer der ertslagen;

b. een verzameling der meest voorkomende mineralen, waarop beginnenden, door voorproeven gesteund (hardheidsbepaling en Btreekkleur), de voor den mijnen-ingenieur zoo belangrijke herkenning op het oog zouden kunnen leeren, (zooals toch aan alle buitenlandsche polytechnicums het geval is).

Een in te voeren verbetering ter verkrijging van eene verzameling ten dienste der Geologie, Petrografie en Mineralogie, door partij te trekken van de studiereizen der mijnen-ingenieurs, waarvoor zij door den Staat gesubsidieerd worden, zal door gebrek aan ruimte geen vruchten afwerpen.

De afdeeling is zeer stiefmoederlijk bedeeld, zoowel wat ruimte als hulpmiddelen aangaat.

Wat nut kunnen b.v. bij hunne oefeningen de 30 ingeschrevenen trekken van 2 weegschalen tot bepaling van 't soortelijk gewicht der mineralen, van twee goneometers en van een stauroscoop?

Wel bezit de P. S. een mineralen-verzameling, die misschien voldoende genoemd kan worden, maar deze is voor de betrekkelijk ruwe voorproeven niet geschikt.

H. Van de Teekenzalen.

In de teekenzalen is nagenoeg overal te weinig ruimte.

De zalen II en 12 zijn te klein. In zaal 11 zijn met kunst en vliegwerk 75 plaatsen beschikbaar gemaakt, terwijl in zaal 12 voor 75 plaats is.

Sinds het aanbrengen der electrische lampen is de kunstverlichting goed.

De zaal 14, vroeger collegezaal, is in een teekenzaal veranderd en biedt plaats aan 25 personen.

Wanneer men nagaat dat er voor 267 personen plaats moet zijn, kan men beoordeelen hoeveel ruimte hier te kort komt.

Er is beweerd, dat de studeerende niet allen tegelijk komen teekenen en dat daarom de zalen niet zooveel plaatsen behoeven te bevatten, als er ingeschrevenen zijn; doch daarbij werd als gevolg voorgesteld, wat waarschijnlijk oorzaak is. De wetenschap dat men toch geen plaats zal vinden doet velen wegblijven.

De zalen der civiel-ingenieurs Ct (39 en 41) zijn ook te klein gebleken: de plaatsen moeten met de ingenieurs C2 gedeeld worden, wat ten gevolge heeft, dat wanneer een der