M 13.

162

verontreiniging van de rivier kan worden toegelaten. Daarom kan het nemen van voorzorgsmaatregelen niet als overdreven genoemd worden. Voor steden, aan rivieren gelegen, zoude eene voorafgaande mechanische klaring verplichtend gesteld kunnen worden. De mechanische klaring, die alleen eene afzetting van zwevende bestanddeelen beoogt, gaat met geringe kosten voor aanleg en onderhoud gepaard. Het zelfreinigend vermogen der rivier zal het proces, bestaande in het onschadelijk maken der opgeloste bestanddeelen en de vernietiging der microben, kunnen voltooien.

Bij onze bovengenoemde bespreking hadden wij meer het rioolvocht op het oog. Doch ook afvalwateren van verschillende industrieën, wij denken slechts aan de zetmeelfabrieken in het Noorden en de suikerfabrieken in het Zuiden, kunnen een ondragelijken toestand in het leven roepen. Wanneer dergelijke afvalwateren eene zekere mestwaarde bezitten, en niet met slijmerige bestanddeelen behept zijn, kan door het bevloeiingssysteem een zekere graad van reinheid verkregen worden. Daar het hier in den regel betrekkelijk kleine hoeveelheden te reinigen water betreft, zullen de kosten van aanleg alsdan gering zijn, mits de daarvoor in aanmerking komende gronden niet te ver uit de naaste omgeving gelegen zijn. Is dit wel het geval, dan zal men de chemische klaring moeten toepassen.

Onze conclusie is, dat uit een hygiënisch oogpunt eene wettelijke regeling op de vervuiling van de openbare wateren zeer gewenscht is. Engeland en Duitschland zijn ons hierin reeds voorgegaan, mogen wij spoedig volgen, dan zal daarmede eene einde gemaakt worden aan de onmogelijke toestanden in verschillende deelen van ons land.

Bespreken wij thans de verschillende methoden, die eene reiniging van afvalwater ten doel hebben.

Het bevloeiingssysteem.

De algemeene inrichting, wanneer wij die van Berlijn als voorbeeld nemen, is de navolgende. Het door de riolen afgeleide huis- en regenwater wordt naar een pompstation gevoerd, vanwaar het door eene buisleiding zonder ophouden op de bevloeiingslanden wordt gebracht. Waar deze leiding de vloeilanden bereikt, verdeelt zij zich in eenige takken, van welke ieder naar een hoog gelegen punt der vloeilanden leidt. Elk van deze hoog gelegen punten maakt het centrum uit van een deel der vloeilanden. Zoodra de zich op deze punten bevindende uitlaatschuiven geopend worden, verdeelt het water zich in de bevloeiingskanalen, welke de vloeilanden doorsnijden. Bij de schuifinrichtingen bevinden zich slibvangers, die de snelheid van het uitstroomende water verminderen, waardoor de grootere zwevende bestanddeelen, als houtspanen, papier, vodden enz. en vooral zand, zich zullen afzetten. De aldus gewonnen slib wordt gaarne door de landbouwers voor de bemesting van hun land gekocht. Behalve door de genoemde toevoerkanalen zijn de vloeilanden doorsneden door afvoerkanalen, die het in den bodem gezonken en door de bodemfiltratie gereinigde vloeiwater opnemen, om dit vervolgens in de openbare wateren te leiden. Het onmiddellijk stroomen van het water uit de toevoer- in de afvoerkanalen wordt door het aanleggen van breede wegen of waterkeeringen voorkomen.

De vloeiterreinen zijn in drie deelen verdeeld, op de sterkst hellende deelen zijn graslanden aangelegd, op de meer flauw hellende wordt de groenteteelt beoefend, terwijl de meer horizontaal gelegen deelen bestemd zijn voor den aanleg van verzamelbassins. De uitgebreidheid der bassins moet zoodanig wezen, dat hierin het vloeiwater geborgen kan worden, wanneer bevloeiing nadeelig voor den plantengroei is, of door strenge vorstperioden uitgesloten wordt. Zij worden het meest van October tot April in gebruik genomen. De slib zet zich op den bodem af en wordt na voldoende uitdroging beploegd. Daarna gaat men tot verbouwing van haver, maïs enz. over.

voor steden met minder dan 100.000 inwoners bij gunstige stroomsnelheid toe te laten, mits eene voorafgaande desinfectie en klaring heeft plaats gehad.

Flügge wil de volgende punten in overweging genomen zien : a. de hoeveelheid af te voeren rioolvocht, b. de stroomsnelheid van de rivier, c. het gebruik dat benedenwaarts van de plaats van uitloozing van het rivierwater wordt gemaakt.

v. Pettenkofer heeft op grond van langdurige waarnemingen als regel gesteld, dat er geen bezwaar bestaal het afvalwater in rivier of beek te loozen, indien dit door een vijftienvoudige hoeveelheid zuiver water opgenomen wordt en de instroomingssnelheid geringer is dan die van de rivier of beek, waarin het rioolvocht geloosd wordt.

In Engeland neemt men vrijwel algemeen aan, dat de grootte der vloeilanden zoodanig moet wezen, dat 1 H.A. per 250 inwoners als punt van uitgang moet worden beschouwd. Dit cijfer is natuurlijk niet volkomen bepaald, daar verschillende factoren hier van invloed zijn. Zoo zal toch in de eene stad het afvalwater per hoofd meer bedragen dan dat in eene andere gemeente, terwijl bovendien de geaardheid van den bodem der vloeilanden van grooten invloed is.

Wat betreft de verkregen uitkomsten te Berlijn kunnen wij nog het volgende mededeelen. Het drainagewater van de graslanden afkomstig is öf helder öf eenigszins verontreinigd door ijzerhoudende vlokken, die zich evenwel afzetten, zoodra het water tot rust wordt gebracht. Het is reukeloos en bevat geen spoor van onreine stoffen. Het drainagewater der moestuinen is kristalhelder en vooral 's zomers tijdens den plantengroei bezit het een zeer hoogen graad van zuiverheid. Het drainagewater der bassins is bevredigend te noemen, doch niet zoo helder als dat van de graslanden en moestuinen.

Wat het gehalte der drainagewateren aan bacteriën betreft, kunnen wij het volgende opmerken. Het wisselt zeer sterk af. Bij verschillende onderzoekingen in 1891/92 bedroeg het aantal bacteriën per M3.:

moestuinen 400—229000

graslanden 972-374000

bassins 1500- 97000

afvoerkanaal 4800— 84000

rioolvocht 38 000 000 (Koch).

Neemt men het bacteriëngehalte van het rioolvocht gelijk aan 100, dan bedraagt dit voor de verschillende drainagewateren slechts van 1I95 pCt. tot hoogstens 1 pCt.

Behalve dus dat het afvalwater zijne verontreinigde stoffen heeft afgestaan, is ook het kiemgehalte zeer sterk afgenomen.

De overwegende bezwaren om het drainagewater in de openbare wateren te doen loozen zijn dus volkomen opgeheven. Dat door het bevloeiingssysteem niet gevreesd behoeft te worden voor het gevaar van pathogene bacteriën (ziektekiemen), bewijst overtuigend de ondervinding, daar toch sinds de _bevloeiingsvelden in bewerking zijn genomen, de gezondheidstoestand op de velden en in den omtrek er niet slechter op is geworden.

Waarin bestaat het reinigingsproces bij het bevloeien? Vooreerst in het afzetten der zwevende bestanddeelen, hetwelk reeds geschiedt in de verzamelbassins der pompstations, doch in hoofdzaak door de bovengenoemde slibvangers. Vooral is dit van groot belang, daar hierdoor het nederzetten van slibmassa's op de vloeilanden voorkomen wordt, hetgeen eene vermindering van hetwateropslurpend vermogen van den bodem tengevolge zoude hebben. De kleinere zwevende bestanddeelen worden door filtratie verwijderd, daar het verontreinigde water in den bodem wegzinkt, met achterlating van de organische stoffen en bacteriën in de oppervlakte-poriën. Deze gaan te niet „hetzij door chemische processen (oxydatieverschijnselen e. a.), hetzij door biologische werkingen (bacteriën, plantengroei enz.). De beste resultaten worden verkregen met lichte, iets klei- of humushoudende gronden.

De bodem moet zichzelf weder reinigen, en dit geschiedt het best: bij hooge temperatuur, bij eenen zekeren vochtigheidsgraad van den bodem en ruimen toevoer van zon en lucht. Eene tijdelijke bevloeiing zal dan ook betere resultaten geven, dan eene voortdurende, daar in het laatste geval aan de lucht de gelegenheid wordt benomen, in den bodem te dringen. Evenals voor de rivieren, heeft ook het zelfreinigend vermogen van den bodem zijne grenzen.

De bedrijfskosten worden voor een deel gedekt door het bebouwen der vloeilanden. Daarvoor zal het afvalwater eene zekere mestwaarde moeten bezitten, wat het geval is voor rioolvocht, afvalwater van suikerfabrieken (1) enz. Daarentegen kunnen afvalwateren behept met slijmerige bestanddeelen en moeilijk te oxydeeren stoffen voor bevloeien niet in aanmerking komen, daar zij te zeer het absorbtievermogen van den bodem verminderen.

Bespreken wij thans nog de voor- en nadeelen van het bevloeiingssysteem.

De voordeelen zijn de volgende:

a. Bij eene goede bevloeiing wordt drainagewater verkregen,

(1) Volgens Fischer reinigen verschillende suikerfabrieken in Duitschland hun afvalwater met het beste gevolg door middel van het bevloeiingssysteem.