M so.

384

derland. In 1865 werden tusschen Deventer en Olst 10,000 dwarsliggers type Cosijns (ijzeren balkje met 2 eikenhouten blokken) gelegd. In 1886 dus na 21 dienstjaren, nam de Maatschappij een dezer dwarsliggers uit den weg en zond hem naar de expositie van metalen bovenbouw, georganiseerd te Brussel door de „Sté Beige des Ing. et des Ind." In eene voor deze Vereeniging in Maart 1886 (1) gehouden voordracht, wijdde de heer Post met nadruk uit over de belangrijkheid van dezen dwarsligger als document voor het roest-vraagstuk. Op het oogenblik hebben deze dwarsliggers Cosijns 33 (drie en dertig) dienstjaren en hebben nagenoeg 200,000 treinen gedragen. Men is dusdanig ervan overtuigd dat zij het nog tal van jaren zullen uithouden, dat men nu bezig is de eikenhouten blokken, welke 3 a 10 jaar duren, te vervangen door blokken van gegoten ijzer.

Het conserveeren van de railvoeten. Het onderzoek omtrent eene reeks van rails, die gedurende 16 jaar in de rechte lijn op de dwarsliggers type I en op eikenhouten dwarsliggers gelegen hadden, onder dezelfde omstandigheden wat betreft belasting enz., heeft geleid tot de volgende resultaten :

Slijtage van den railvoet gelegd op eikenhouten

dwarsliggers 2,— mM.

Slijtage van den railvoet gelegd op dwarsliggers type I 0,75 „

alzoo slijtage van den railvoet minder ten gunste van

typel 1,25 mM.

Diepte van de insnijding in den railvoet, teweeggebracht door de wrijving van den haaknagel . 3,— mM. idem door de wrijving van schroefbout A. . . 1,— „

dus minder insnijding ten guste van den dwarsligger type I , 2,— mM.

Met de bevestigingsdeelen B (zie verder) zou het resultaat nog meer ten gunste geweest zijn van den metalen dwarsligger ; in elk geval conserveert hij dus den rail voet beter dan de eikenhouten dwarsligger. Het is gemakkelijk te verklaren wijl de bevestiging van den rail op den dwarsligger veel steviger geschiedt met den schroefbout dan met den haaknagel, die in de hoogte schiet en voortdurend gehamer van den railvoet tegen den dwarsligger veroorzaakt (2). Behalve de grootere veiligheid voor het verkeer, voortvloeiende uit de groote hechtheid tusschen den rail en den metalen dwarsligger, is het goed conserveeren van de railvoeten hoogst belangrijk voor den duur der rails; inderdaad geraken door plaatselijke slijtage vele rails buiten dienst, vóórdat de regelmatige slijtage van den rail-kop hare grens heeft bereikt.

Bevestigingsdeelen type A. Aan iederen dwarsligger type I bevinden zich: 4 ijzeren schroefbouten van 19 mM. met excentrischen kraag en met moer en 4 klemplaten van gewalst ijzer; later zijn daaraan toegevoegd 4 veerringen onder de moeren.

Dit bevestigingssysteem is gebrekkig en de zeer hooge onderhoudskosten van de 4 proeflijnen van type I met bevestigingsdeelen A zijn ten deele aan deze gebrekkigheid toe te schrijven. Dat gedeelte van de klemplaat hetwelk den rail aandrukt is te kort. De schroefbout is te zwak en breekt dikwijls bij het aandraaien. De kraag van den schroefbout welke in contact is met den rail-voet is niet breed genoeg ; hij slijt af en men is dan verplicht de plaatsing van den schroefbout te veranderen ten einde aan den weg de oorspronkelijke spoorwijdte terug te geven. En daartoe is men met dit systeem genoodzaakt den dwarsligger te ont-stoppen, eene bewerking die zeer lang duurt en zeer kostbaar is.

Onderhoudskosten. De statistieke tabel van dwarsligger tvpe I bevat voor de twee proeflijnen met 25 treinen per dag: " Proefiijn N°. 2 168 arbeidsdagen van wegwerkers per KM. en per 10000 treinen.

Proefiijn N°. 3 (1) 193 arbeidsdagen van wegwerkers per KM. en per 10000 treinen

en voor de basis van vergelijking:

Proefiijn N°. 1 110 arbeidsdagen van wegwerkers per KM. en per 10000 treinen.

Ik schrijf deze hooge onderhoudskosten van de proeflijnen Nos. 2 en 3 toe aan 't navolgende:

1°. aan het gebrekkig systeem der bevestigingsdeelen;

2°. aan de onvoldoende lengte (2,35 M.) van de dwarsliggers type I;

3°. aan het ontstoppen, veroorzaakt door den vorm deiuiteinden van den dwarsligger type I, waarvan de helling 1: 20 zich voortzet tot aan de einden;

4". aan het ontstoppen, veroorzaakt doordat de dwarsliggers aan de buitenzijde van den weg niet bedekt werden met ballast;

5°. wat betreft proefiijn NA 3 aan den moerassigen ondergrond, waaruit volgt dat men op dergelijk terrein nooit metalen dwarsliggers moet leggen (2).

De onderhoudskosten van proefiijn N°. 2 komen op ongeveer 30 centimes per jaar en per dwarsligger type I, die van proefiijn N°. 1 komen op ongeveer 19 centimes per jaar en per dwarsligger van eikenhout, zijnde voor dwarsligger type I meer 11 centimes.

Wij hadden vanwege de annuïteit bij aankoop meer dan 21 centimes ten voordeele van dwarsligger type I, blijft dus ten voordeele van dwarsligger type I meer dan ... 10 centimes.

Ik constateer nu, dat ondanks de onvolmaaktheid van den dwarsligger type I en van de bevestigingsdeelen type A, het meerdere voor jaarlijksche kosten van onderhoud niet alleen wordt gedekt door de besparing van de jaarlijksche uitgave voor aankoop; maar dat er zelfs een jaarlijksch batig saldo van 5 Ned. cent per dwarsligger overblijft ten voordeele van dit verouderd en onvoldoende en gebrekkig gebleken systeem, zijnde meer dan fi. 52 per KM. bovenbouw.

Statistiek der onderhoudskosten op proeflijnen met dwarsliggers type I en bevestigingsdeelen A.

a ■ ^5 fl^eiS Aant. wegwerker-.£0 ^ ^

4, .l'i g S. • S Stelsel van -S Datum van ~|| J.§f JSTgSbS»

:§ ~ % Onder-Secties. M tü — °~ S e ^ „• .i . • is jj «§>s_^£ ^ Sa = 2 3 g

? 313 S "S c £, § § c«4« Ö-fe 8 S-JJ >- & begin waar- einde waar- ||g | -o g J = gs«£=-

■1 25 Luik-Tongeren 15,620 14,612 12 500 10081120 eiken j^,"g 1881 1 Juli 1881 1 Jan. 1895 4932 1233001367i/4 110 1120

2 25 Idem 16,666 15,620 12 7?°,.. 10461133 I ' A 1881» » » » » 1896 5297 132425 23303/4 168 1133

' ' rechtelijn

3 25 Bilsen-Hasselt (f) 41,093 40,170 1,2 rechtelijn 9231000 I A 1881 1 Sept. » » » 1898 5966 149150 26523/4 193(f) 305

4 14 Hasselt- Wychmael 22,238 21,130 2,9 id. 11081200 I A 1881 15 Juni» » » » 6044 84616 2078 (222) 73

5 14 Wychmael-Achel 32,673 31,940 3,4 id. 733 800 I A 1881 1 Sept. » » » » 5966 835241489i/2 (243) 0

(f) In moerassig terrein.

(1) Zie: Bulletin van Maart 1886 van de «Sté Beige des Ing. et des Ind.»

(2) Om ons over deze zaak een idéé te vormen, legden wij in 1885 platen van zacht hout op eenige metalen dwarsliggers en tevens op eenige eikenhouten. De voorloopige gevolgtrekking toen gemaakt (zie reeds aangehaalde mededeeling van den heer Post), is heden volkomen bevestigd door de praktijk.

(1) Op moerassig terrein.

(2) In de vooraangehaalde mededeeling van den heer Post in Maart 1886 lezen wij: «Gedeelten weg waar men nimmer metalen dwarsliggers moet leggen zijn die, gelegen op los en moerassig terrein, welke gelukkig zelden voorkomen en in 't algemeen van beperkte lengte zijn en voorts die gelegen op ophoogingen welke zich nog niet voldoende