391

M »©.

proefde de regeering de katoen-nijverheid op te beuren, of, zooals Muller zeide: aan de natie werd als 't ware een katoennijverheid opgedrongen. Tevens werd in Indië het invoerrecht voor Nederlandsche producten aanzienlijk verlaagd en de Belgische nijvei-heid door hooge rechten zoo goed als buitengesloten.

Ben Belg deed toen aan de Nederlandsche Handel-Maatschappij het voorstel in Nederland een groote weverij op te richten, 't geen f300,000 zou kosten. De Handel-Maatschappij zond W. de Clercq uit om een geschikte streek te zoeken, waar hij in Hengelo Thomas Ainsworth leerde kennen, die den raad gaf geen dure weverij op te richten, doch een of meer weeftoestellen te plaatsen met de zoogenaamde snelspoel. Daarvoor was Twenthe een geschikte streek, wijl èn grond èn arbeidskracht er goedkoop was te krijgen.

De Handel-Maatschappij besloot toen in 1833, te Goor een weefschool op te richten. Daar werden eenige weefstoelen geplaatst naar Engelsch model, waarbij de spoel 140 slagen per minuut doet, tegen die der oude weefstoelen slechts 40 k 50. Binnen 8 weken waren er reeds meer dan 40 kinderen bezig, die telkens als ze vaardig genoeg waren, door andere werden vervangen. In 1836 werkten reeds 6000 nieuwe weefstoelen, en werden jaarlijks 400,000 stukken calicot ieder van 33 oude ellen geweven.

Later werd de Goorsche weefschool door Ainsworth overgebracht naar Nij verdal en werden overal spinnerijen en weverijen opgericht.

Vooral aan Thomas Ainsworth heeft Twenthe veel verplichting. Deze stierf reeds in 1846 in den ouderdom van 46 jaar. Op zijn graf te Goor staat een eenvoudig gedenkteeken met het treffende opschrift: „Aan een nuttig man, Thomas Ainsworth. — Het dankbare Overijsel." Wat deze voor Twenthe deed mag nooit worden vergeten.

In 1852 richtte de firma Salomonson te Nij verdal de eerste stoombleekerij op, en in andere plaatsen vond dit navolging.

Het jaar 1872 was voor Twenthe weer een gewichtig jaar. Toen werden n.1. de differentiëele rechten in Ned.-Indië afgeschaft. Nu de bescherming ophield, werd men er meer op bedacht, nieuwe markten te vinden. Een zeer verdienstelijk districtgenoot, wijlen C. j. Stork, heeft in een geschrift gezegd, dat men vergat dat door de hooge bescherming de productie voor Indië te groot werd en dat er daardoor telkens malaise ontstond. Daardoor werden vaak groote verliezen geleden. Toen echter de afschaffing van de differentiëele rechten werd voorgesteld, waren zeer velen daartegen, zij brachten hunne bezwaren in, en verzochten verwerping. Stork, een voorstander van afschaffing, wilde ook dat de differentiëele rechten niet in eens werden afgeschaft, om den fabrikanten tijd te geven zich voor te bereiden en zonder schok de gewenschte hervorming tot stand te brengen. De eerste jaren na de afschaffing der differentiëele rechten waren dan ook verre van gunstig voor Twenthe door de groote uitzendingen van Engeland. Doch sedert is de toestand veel ten goede gewijzigd. Voor binnenlandsch gebruik wordt veel vervaardigd en spreker constateert, dat de fabrikanten voldoende kennis bezitten, om de Engelsche concurrentie het hoofd te bieden. Hij deelt daarna mede, dat drie weverijen f400,000 betalen aan spoorvracht, f 1,500,000 aan loonen, terwijl de totale waarde van de productie bedraagt f8,325,000. Aan vier spinnerijen met 90,980 spindels werken 727 arbeiders en wordt 3,168,000 KG. grondstof verwerkt. Aan loon wordt f 242,110 uitgekeerd, terwijl de waarde der productie bedraagt f 2,130,000. Het totale arbeidsloon in Twenthe, per jaar uitgekeerd aan weverijen, bleekerijen en spinnerijen, bedraagt ongeveer f 5,300,000. Jaarlijks wordt niet minder dan 110,000,000 KG. steenkolen gebruikt. De bleekerijen leveren per jaar 64,000,000 yards of 85,000,000 ellen af. Deze koude cijfers zeggen meer dan een lang betoog.

Ten slotte wijst spreker er op, dat de fabrikanten weinig steun hebben gehad van den handel en dat zij zich veel moesten en nog moeten inspannen om een arbeidsterrein te vinden, dat zij voor eigen risico moeten exploiteeren. Dat kan en mag zoo niet blijven. Duitschers, Zwitsers en Engelschen zonden hunne zonen naar den vreemde, om hun zaken te behartigen. Bijna geen van Amsterdams zonen is gevestigd in streken, bevolkt door Hamburgers en Engelschen. Onder Amsterdams bevolking zijn er zoovelen, die achter zich niets, voor zich alles hebben, en dat is niet in Amsterdam alleen het geval.

Spreker eindigt met twee wenschen uit te spreken. In de eerste plaats (al juicht hij de sociale wetgeving tot zekere hoogte toe), dat men in ons parlement de zucht tot het maken van wetten niet te ver drijve en daardoor de industrie niet te zeer aan banden legge, en de belangstelling onzer fabrikanten in hunne arbeiders en het initiatief tot stichtingen ten behoeve van dezen, waarvan Twenthe zoovele voorbeelden biedt, niet doode. En eindelijk wenscht hij, dat wanneer na jaren deze gemeente weer de eer te beurt mag vallen om de algemeene vergadering in haar midden te zien, dat dan een meer begaafd spreker dan hij, zijne taak van heden vervullende, gewagen moge van den verderen vooruitgang van Twenthe's industrie en den toenemenden bloei van dit district, dat die bloei naast den moed en de volharding zijner industrieelen vooral het gevolg zij van den ijver en de kunde van Neerlands jonge mannen, die in overzeesche gewesten veel meer dan tot nog toe de wegwijzers en de baanbrekers zijn geweest voor Twenthe's nijverheid.

Deze rede werd zeer toegejuicht, en op voorstel van den Voorzitter werd besloten haar in het Tijdschrift op te nemen.

niet onbevredigend, wanneer men in het oog houdt, dat de maand December alleen omstreeks f 1000.— bij het vorig jaar ten achter bleef, toen, behalve de meerdere reizigersopbrengst, ook een aanzienlijk bedrag door buitengewoon goederenvervoer ontvangen werd. De opbrengst van 1895 werd in 1897 nog ruim f 2000.— overtroffen.

Zoowel het personenvervoer als het goederenvervoer bracht minder op; het eerste f 643.75, het laatste f 505.33}*. Aangezien de exploitatiekosten f 739.56 meer beliepen dan in 1896, blijft ten slotte het exploitatiesaldo f 1894.40 beneden dat van 1896.

De terreinen en gebouwen ondergingen in het afgeloopen jaar geen wijzigingen.

Wat weg en werken betreft, valt te vermelden, dat weder ruim een kilometer weg van het station Teteringen af in de richting van Oosterhout werd voorzien van houten dwarsliggers.

De gewone kosten van het wegonderhoud bedroegen f 5073.85}* of f 0.556 per dagkilometer, tegen f 4323.91 % of f 0.472 in 1896. Deze vermeerdering is uitsluitend te zoeken in arbeidsloonen en kosten van sneeuw-opruimen.

Als naar gewoonte werd het wegpersoneel tevens weder gebruikt voor de overlading uit en in de spoorwegwagens te Breda, en ten deele ook bij het onderhoud van het materieel, terwijl het voorts, voor zoover dit kon geschieden, voor vervanging van andere beambten in geval van ziekte of verlof dienst deed.

Het aantal locomotieven bleef ongewijzigd en bedraagt zeven. In het laatst van het jaar werd overgegaan tot het vernieuwen van een vuurkist in een der locomotieven, een reperatie, die eerst in het nieuwe jaar gereed kwam.

Het aantal afgelegde treinkilometers bedroeg 132,714 tegen 131,078 in 1896.

Het aantal rijtuigen onderging geen wijziging en bestaat uit 6 stuks le klasse en 10 stuks 2e klasse.

Het materieel voor goederenvervoer werd vermeerderd met 2 gesloten en 2 open 8-tons goederenwagens. Het bestaat thans uit 7 gesloten en 10 open goederenwagens, benevens uit 4 tweewielige bagagewagentjes.

Het personenvervoer bracht f 40,591.07 op tegen f 41,234.82 in 1896, derhalve f 643.75 minder.

Het aantal reizigers bedroeg 181,478 tegen 184,173 in 1896, of2695 minder. Reizigers, achtereenvolgens op twee der te Oosterhout samenkomende lijnen reizende, zijn, evenals vroeger, in dit aantal dubbel geteld.

Op de lijn Breda—Oosterhout vermeerderde het aantal reizigers met 1522, op de beide andere lijnen daarentegen verminderde het en wel op de lijn Oosterhout—Geertruidenberg met 2619, op de lijn Oosterhout—Dongen met 1598.

De opbrengst op de lijn Breda—Oosterhout vermeerderde van f 26,149.07}* tot f 26,165.40, derhalve met f 16.32}* of 0.06 pCt., en verminderde op Geertruidenberg—Oosterhout van f 9,031.86 K tot f 8,484.83}*, derhalve met f 547.03 of 6,06 pCt., en op Dongen— Oosterhout van f 6,053.88, tot f 5,940.83}*, derhalve met f 113.04 V2 of 1,87 pCt. J , ,

De verhouding tusschen de opbrengst der eerste en tweede klasse bedroes voor de lijn;

Breda—Oosterhout ... . le kl. 28,06 pCt., 2e kl. 71,94 pCt., Geertruidenberg—Oosterhout . » 19,91 pCt, » 80,09 pCt. en Dongen—Oosterhout ...» 22,69 pCt., » 77,31 pCt.

Het goederenvervoer bracht f 18,891.94 op tegen f 19,397.27}* in 1896.

De opbrengst der boodschapkaarten beliep f859.62}* tegen f841.90 in 1896.

Aan bestelgelden, voor zoover deze niet in de opbrengst van het goederenvervoer begrepen zijn, werd f 24.32 ontvangen tegen f 25.80 in het vorig jaar.

Aan annonces werd ontvangen f 34.—, tegen f 56.— in 1896.

De opbrengst van het postvervoer is gelijk aan die van het vorig jaar.

De exploitatiekosten bedroegen f 41,651.18}* of f 4.56 per dagkilometer, tegen f 40,911.62}* of f 4.47 per dagkilometer, en per treinkilometer f 0,314 tegen f 0,312 in 1896.

Na bepaling der afschrijvingen op f 10,013.62}* sluit de winst- en verliesrekening met een winstcijfer van f 15,590.64.

Uit de Jaarverslagen der Spoor- en Tramwegmaatschappijen over 1897.

Zuider-Stoomtramweg-Maatschappij 1897.

Hoewel het afgeloopen jaar een lagere ontvangst aanwijst dan 1896 ten bedrage van f 1154.84, was over het geheel genomen de opbrengst

Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij 1897.

Aan het door het Bestuur uitgebrachte verslag is het navolgende ontleend:

Het jaar 1898 gaf, althans in verhouding tot de onmiddellijk vooratgaande jaren, minder bevredigende resultaten. Niettegenstaande de vervoerrekening eene verhooging van ruim f 26,000 aanwijst, daalde het winstcijfer met ruim f 78.000, voornamelijk een gevolg van de meerdere uitgaven, die sinds de opening der lijn Dam—Raadhuisstraat —Bilderdijkstraat ten laste van de exploitatie-rekening kome0n- n_

Het aantal vervoerde personen bedroeg 21.485.026 tegen 20.987.589

De ontvangsten uit het vervoer bedroegen f 1,381,070.23 tegen f 1,354,375.82}* in 1896.

Het dividend over 1897 bedraagt 9.8 pCt. Aan voeder en ligging kostte elk paard per dag f 0.62}* tegen f 0.60 % in het vorig jaar. Aan de Gemeente Amsterdam werd voor haar aandeel in het vervoer en voor het onderhoud der bestrating en het reinhouden der tramwegen voldaan f 105,511.95.