533

M 43.

ten gevolge waarvan het stations-emplacement grootendeels in het duister gehuld zou kunnen worden.

Daarom werd reeds verleden jaar besloten om de Brush-machines door nieuwe dynamo's te vervangen en de geheele draadgeleiding te wijzigen voor booglampenseriën van 4 stuks of 220 volts; en aangezien de aanwezige stoommachines tevens eene groote herstelling behoefden, werd tijdelijk een stoomturbine als hulpdrijfkracht opgesteld, ten einde de drie voorhanden stoomwerktuigen achtereenvolgens bij de Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel te Amsterdam te kunnen laten herstellen en wijzigen. Een van deze stoomwerktuigen is thans hersteld en weder geplaatst, en de beide Brush-dynamo's zijn vervangen door één dynamo van de firma Siemens & Halske, van 220 volts en 100 ampères, waarvan later nog een tweede exemplaar in dienst zal worden genomen.

Ook is de draadgeleiding reeds geheel gewijzigd en vernieuwd volgens het drie-geleidingsstelsel en zijn de beide aanwezige dynamo's van Smit, die ieder 110 voltsspanning bezaten, achter elkander geplaatst.

Al deze werktuigen werken thans nog gezamenlijk op eene en dezelfde transmissie-as, doch zullen op afzonderlijke transmissie-assen gebracht worden, opdat bij een voorkomend gebrek aan een van de stoomwerktuigen niet de geheele inrichting behoeft stil gezet te worden.

Door deze verschillende werkzaamheden ondergaat de verlichting te Venlo eene belangrijke verbetering.

Te Amsterdam C. S. werd de electrische motor met ventilator, die het voorgaande jaar is aangebracht om de verwarming van een gedeelte der stationslokalen beter te kunnen regelen, van een derden aslager voorzien, ten einde het warmloopen te voorkomen. Het plan schijnt te bestaan, om nog een tweeden ventilator voor de overige lokalen op te stellen, wanneer deze onder de verschillende weersgesteldheden en windrichtingen goed aan het beoogde doel blijkt te voldoen.

C. Urenaanwijzing voor den dienst op de spoorwegen.

Op de Internationale conferentie ter behandeling van de zomerdienstregeling te Weenen gehouden op 9 en 10 December 1896 werd door den vertegenwoordiger van het Bestuur der Belgische Staatsspoorwegen de mededeeling gedaan, dat op grond van het verhandelde op het Spoorwegcongres in 1895 te Londen bijeengekomen, door zijne Regeering te beginnen met 1 Mei 1897, op de Belgische spoorwegen en aanverwante diensten der Posterijen en Telegraphie, de aanwijzing van de uren van den dienst in het etmaal van 0—24 in de plaats van tweemaal van 0 tot 12 zou worden ingevoerd.

Het Bestuur van de Belgische Staatsspoorwegen sprak in verband daarmede den wensch uit, dat alle spoorwegbesturen bij hunne resp. regeeringen de noodige stappen zouden gelieven te doen om te verkrijgen dat de urenaanwijzing van 0—24 ook in hunne landen zou worden ingevoerd.

De vertegenwoordiger van onze Regeering op deze conferentie vernam, staande de vergadering van de vertegenwoordigers van andere aan België grenzende landen, dat hunne Regeeringen niet voornemens waren vooreerst tot die nieuwe urenaanwijzing over te gaan. Voorts bleek uit de mededeelingen, ter zake ontvangen van de vertegenwoordigers der Nederlandsche Spoorweg-Maatschappijen, dat van hunne Directies geen voorstellen in dien zin aan de Nederlandsche Regeering waren te verwachten.

Op de Internationale conferentie ter behandeling van de winterdienstregeling, gehouden te Christiania op 15 en 16 Juli 1897, kwam dit punt opnieuw ter tafel, in den vorm van een verzoek, wederom van het Bestuur der Belgische Staatsspoorwegen, strekkende om de spoorweg-directie van Elzas-Lotharingen uit te noodigen bij de Duitsche Rijksregeering aan te dringen op de invoering van de sedert 1 Mei in België ingevoerde nieuwe urenaanwijzing, zoodra deze ook in Zwitserland definitief aangenomen zoude zijn.

De bedoeling van dit voorstel was, dat de proef, die nu op van elkander gescheiden spoorwegnetten in België en Italië genomen werd, door de toetreding van Zwitserland en Elzas-Lotharingen over een onafgebroken gebied van Ostende tot de zuidpunt van Italië genomen zou worden, opdat zoodoende de goede werking van de regeling duidelijker in het licht zou treden.

Na toelichting van het voorstel door den Belgischen vertegenwoordiger, waarvan de strekking was, de goede uitkomsten van de invoering der nieuwe urenaanwijzing in België in het licht te stellen, werd er door den vertegenwoordiger der Fransche Regeering op gewezen, dat de behandeling van dit voorste) niet in deze conferentie thuis behoorde, daar het eene aangelegenheid betrof, welke door ElzasLotharingen zelf diende geregeld te worden.

De Belgische vertegenwoordiger wees er op, dat zijn voorstel voornamelijk beoogde een blijk van instemming der vergadering uit te lokken voor de nieuwe urenaanwijzing. Op voorstel van den voorzitter der conferentie werd besloten het voorstel der Belgische Staatsspoorwegadministratie voor kennisgeving aan te nemen.

Op een verzoek door het Bestuur van een der in België gevestigde Spoorwegondernemingen, die hier te lande een gedeelte spoorweg exploiteert, om met ingang van 1 Mei 1897 ook op het Nederlandsch gedeelte harer lijnen de urenaanwijzing van 0—24 te mogen invoeren, werd geantwoord, dat er geen aanleiding bestond aan den Minister daartoe een voorstel te doen.

Naar aanleiding van eene offlcieele mededeeling van de Belgische Regeering van de invoering der bedoelde regeling in België op 1 Mei

1897, werd alsnog aan de Spoorweg-Maatschappijen haar gevoelen daarover gevraagd. Uit de ontvangen antwoorden bleek, dat, voor zooverre zij een oordeel daarover uitspraken, die besturen met den maatregel van de Belgische Regeering, waarvan zij noch het nut noch de wenschelijkheid inzien, weinig ingenomen waren.

De Minister heeft van deze zienswijze mededeeling gedaan aan den Minister van Buitenlandsche Zaken.

Ook den Raad kwam het voor, dat het op dit oogenblik slechts tot ongerief voor het reizend publiek zou leiden, wanneer naast de afwijking die bestaat door het verschil van plaatselijken en spoorwegtijd op de spoorwegen nog de wijzerplaat van 24 uren zou worden ingevoerd, en dat hiervan in elk geval eerst sprake zal kunnen zijn, wanneer die urenaanwijzing meer algemeen zal worden toegepast.

{Wordt vervolgd.)

KLEINE MEDEDEELINGEN. Ozon.

Het gebruik van het ozon in de industrie wordt steeds menigvuldiger en interessanter, zoodat het wel de moeite waard is, eens de aandacht daarop te vestigen.

Dat men ozon, dat öf direct door den electrischen stroom uit de lucht öf door verdichting van zuurstof verkregen wordt, bij de vervaardiging van muziekinstrumenten gebruikt, is wel niet zoo geheel nieuw, doch de beteekenis daarvan is zeker niet wijd en zijd bekend.

Zooals bekend is, is het hout voor strijkinstrumenten des te beter, hoe droger en hoe ouder het is; men verhaalt toch dat de beroemde Stradivari-violen uit oude koorstoelen van een Italiaansche kerk gesneden werden. Voor de toenemende behoefte aan goede violen en bassen, is tegenwoordig goed, oud hout lang zoo gemakkelijk niet meer in voldoende hoeveelheid bij elkaar te krijgen.

In 1881 was het, dat men in Stettin voor de eerste maal ozon daarvoor gebruikte, ten einde jong hout, dat vroeger jaren lang eerst drogen moest in bijzondere bergplaatsen, in korten tijd voor het gebruik geschikt te maken.

Dit door ozon kunstmatig oud gemaakte hout moet eene groote welluidendheid aan de instrumenten geven en dezen grooter weerstand tegens temperatuursverschillen verleenen.

Een van de nieuwste en gewichtigste gebruikmakingen van het ozon is door de firma Siemens & Halske ingevoerd. Het betreft het bleeken niet alleen van geweven stoffen en garen, maar ook van andere voorwerpen welke een dergelijke behandeling vereischen.

Genoemde firma heeft eene groote ozonbleekerij te Greifenberg in Silezië opgericht, waar het ozon werkelijk, afwisselend met chloorverbindingen gebruikt wordt. In een ander bedrijf weer,wordt het ozon gebruikt tot het bleeken en raffineeren van stijfsel en stijfselhoudende stoffen en men verkrijgt daarmede een buitengewoon goede waar. In Londen is een fabriek welke gummi en vluchtige oliën voor de vervaardiging van lak, door middel van ozon bleekt.

Voorts wordt het ozon nog met gunstig gevolg gebruikt om jonge alcohol de eigenschappen van belegen alcohol te geven ; langs dezen weg behandelt een fabriek te Boston dagelijks groote hoeveelheden whisky. Dezelfde methode wordt ook met vrucht bij zekere wijnsoorten toegepast, vooral bij portwijn; deze zou anders jaren lang in de flesch moeten liggen vóór hij volkomen helder was; onder de werking van ozon is hij dat in weinige dagen. Ook in de looierij speelt dit gas een voorname rol. Het ledersmeer of de traan van de voor het invetten van het leder bestemde stof, werd tot nog toe bijna uitsluitend uit oliezuren of uit vischtraan getrokken; tegenwoordig vervaardigt men die stof door inwerking van ozon op verschillende dierlijke oliën, veel goedkooper en even goed.

Geheel onbekend zal het den meesten lezers wel zijn, dat men ook vanille met ozon bereidt.

Volgens de vernuftige ontdekking van Tiemann, kan de vanilline behalve uit de schoten van de vanillestruik ook kunstmatig uit zuur van de nagelbloem, het hoofdbestanddeel van de kruidnagelolie, vervaardigd worden. Deze vervaardiging van vanilline kan eveneens langs bijzonder goedkoopen en snellen weg door ozon geschieden. De hiermede verkregen vanille gelijkt in alle opzichten het product dat uit de vanilleplant verkregen is.

Op overeenkomstige wijze komt ozon te pas bij het maken van parfumerieën. Eindelijk is het een zeer groote vijand van bacteriën en deze eigenschap zal mettertijd voor de menschen wel de belangrijkste worden, daar proeven tot het reinigen van wateren door middel van ozon, op groote schaal, voortreffelijke