M 43.

534

uitkomsten hebben opgeleverd. In Parijs wordt dan ook thans een groote inrichting gebouwd voor het zuiveren van het Seinewater door middel van ozon, waardoor per uur en per paardekracht 5000 liter water kiemvrij gemaakt worden.

(«Zeitschrift für die gesamte Kohlensaurindustrie.»)

F. L.

Voorwaarden van benoembaarheid tot Opzichter bij den Dienst van Weg en Werken bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen.

Door de Maatschappij tot Expl. van Staatsspoorwegen zijn de volgende voorwaarden vastgesteld voor de benoembaarheid tot opzichter bij den dienst van weg en werken :

Art. 1. De opzichters bij den Dienst van Weg en Werken worden benoemd uit de aspirant-opzichters volgens de in dit Reglement omschreven voorwaarden.

Art. 2. Tot Aspirant-opzichter kunnen worden benoemd jongelieden, die hebben voldaan aan het examen voor aspirant-opzichter, omschreven in de bij dit Reglement behoorende bijlage I.

Art. 3. Tot het examen, bedoeld in art. 2 worden uitsluitend toegelaten jongelieden, niet jonger dan 17 jaar en niet ouder dan 23 jaar, die een der nagenoemde bewijzen kunnen overleggen:

ï. het getuigschrift van voldoend afgelegd eindexamen eener Hoogere Burgerschool met drie-jarigen cursus, of het bewijs van toelating tot de vierde klasse eener Hoogere Burgerschool met vijf-jarigen cursus;

II. het getuigschrift van voldoend afgelegd eindexamen eener Hoogere Burgerschool met vijf-jarigen cursus;

III. het diploma van Bouwkundig-opzichter ingesteld door de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst;

IV. het diploma van voldoend afgelegd examen voor opzichter van den Waterstaat.

Uit de sub I en II bedoelde getuigschriften moet blijken, dat aan den candidaat voor de Nederlandsche taal, voor de wis- en natuurkundige vakken en voor het teekenen minstens het praedicaat «meer dan voldoende» is toegekend.

Allen moeten bovendien overleggen:

a. eene verklaring van een door de Maatschappij aan te wijzen geneesheer, dat de candidaat heeft een gezond en sterk gestel en voldoet aan de lichamelijke eischen voor den opzichter vastgesteld;

b. een bewijs, dat het gezichtsvermogen van den candidaat voldoet aan de voor den opzichter gestelde eischen, afgegeven door een door de Maatschappij aan te wijzen deskundige.

Art. 4. Bezitters van het in art. 3 sub II genoemd getuigschrift of van een der in art. 3 sub III en IV genoemde diploma's kunnen — op voorstel van den Chef van den Dienst van Weg en Werken — door den Directeur-Generaal gedeeltelijk worden vrijgesteld van het in art. 2 bedoeld examen.

Art. 5. Het in art. 2 bedoeld examen kan slechts éénmaal worden afgelegd.

Art. 6. Zij, die het best voldaan hebben aan het in art. 2 bedoeld examen, worden in verband met de bestaande behoefte aangesteld tot aspirant-opzichter bij den Dienst van Weg en Werken.

Aan candidaten, die voldoend examen hebben afgelegd, maar niet tot aspirant-opzichter kunnen aangesteld worden, wordt op hun verlangen een schriftelijk bewijs van voldoend afgelegd examen uitgereikt.

Art. 7. De aanstelling tot aspirant-opzichter is van tijdelijken aard en luidt bij de Tweede of bij de Derde Afdeeling van den Dienst van Weg en Werken in verband met het verlangen van den candidaat.

De aspirant-opzichter, die wat ijver of gedrag betreft, niet aan de te stellen eischen voldoet, of van wien blijkt, dat hij voor den werkkring van opzichter niet den noodigen aanleg bezit, moet den dienst der Maatschappij verlaten.

De aspirant-opzichter geniet eene bezoldiging van f 60.— per maand.

Art. 8. De aspirant-opzichter kan zich na een diensttijd van minstens drie (3) en hoogstens vier (4) jaar onderwerpen aan het examen voor opzichter, omschreven in de bij dit Reglement behoorende bijlage II.

Tot het afleggen van dit examen worden uitsluitend toegelaten de aspirant-opzichters daarvoor op grond der ontvangen rapporten door den Chef van den Dienst van Weg en Werken aangewezen.

Het examen voor opzichter kan slechts éénmaal worden afgelegd.

De Directeur-Generaal behoudt zich voor, om in bijzondere gevallen op voorstel van den Chef van den Dienst van Weg en Werken eene uitzondering op het bepaalde in de eerste en de vorige zinsnede toe te laten.

De diensttijd van drie jaar, bedoeld in de eerste zinsnede van dit artikel, van de aspirant-oprichters bij de Tweede Afdeeling van den Dienst van Weg en Werken, kan — op voorstel van den Chef van den dienst van Weg en Werken — voor de bezitters van een der in

art. 3 sub III en IV genoemde diploma s door den Directeur-ljeneraai tot twee jaar worden verminderd. Aan hen kan bovendien door den Directeur-Generaal op voorstel van genoemden Hoofdambtenaar vrijstelling verleend worden van het examen in een of meer der vakken genoemd in bijlage II litt. A.

Aspirant-opzichters, die na een vierjarigen diensttijd als zoodanig, niet met goeden uitslag het examen hebben afgelegd, bedoeld in de eerste zinsneden, moeten den dienst der Maatschappij verlaten.

Art. 9. De werkzaamheden van den aspirant-opzichter, gedurende den in de eerste zinsnede van het vorig artikel genoemden diensttijd, worden geregeld door den Chef van den Dienst van Weg en Werken.

Van dien diensttijd zal echter worden doorgebracht:

A. Door de aspirant-opzichters bij de Tweede Afdeeling van den Dienst van Weg en Werken ;

1. minstens drie maanden in de werkplaatsen van den Dienst van Weg en Werken ;

2. minstens twaalf maanden op de werken, hetzij als toegevoegd of waarnemend opzichter van den weg, dan wel als opzichthebbende bij de uitvoering van werken ;

B. Door de aspirant-opzichters bij de Derde Afdeeling van den Dienst van Weg en Werken :

1. minstens drie maanden als leerling-machinist;

2. minstens zes maanden in de werkplaatsen van den Dienst van Weg en Werken;

3. minstens zes maanden als toegevoegd of waarnemend opzichter op de lijnen.

De aspirant-opzichters zijn verplicht zich — voor zooveel noodig — te doen beëedigen en moeten zich onderwerpen aan alle voorschriften en instructiën vastgesteld voor de opzichters bij den Dienst van Weg en Werken.

Art. 10. De aspirant-opzichters, die het best voldaan hebben aan het examen bedoeld in de eerste zinsnede van art. 8, en blijkens een hernieuwd geneeskundig onderzoek voldoen aan de lichamelijke eischen (zie art. 3 litt. a en &.), worden in verband met de bestaande behoefte aangesteld tot opzichter tweede klasse bij den Dienst van Weg en Werken, op eene jaarlijksche bezoldiging van f 900.—.

De aanstelling geschiedt bij de Tweede of Derde Afdeeling van dien Dienst, al naar mate het onder litt. A of onder litt. B van bijlage II omschreven examen is afgelegd.

Art. 11. Aan hen, die, hoewel voldaan hebbende aan het in art. 8 bedoeld examen, wegens gebrek aan plaatsen niet in vasten dienst der Maatschappij kunnen worden aangesteld, zal desverlangd een getuigschrift van weivolbracht examen worden uitgereikt.

Hun zal zooveel mogelijk in verband met de behoefte een werkkring worden aangewezen als tijdelijk opzichter bij de uitvoering van werken, of op het Centraalbureau op eene bezoldiging van f 70.— per maand. Art. 12 de in de artt. 2 en 8 bedoelde examens worden afgelegd I tegenover door den Directeur-Generaal telkenmale op voordracht van den chef van den Dienst van Weg en Werken te benoemen Commissies. Utrecht, 17 September 1898.

De Directeur-Generaal, 3. L. Cluijsenaer.

Bijlage I.

Programma van het examen voor Aspirant-Opzichter.

Het examen omvat:

1°. Goniometrie en Trigonometrie. Goniometrische verhoudingen. Afleiding van eenvoudige trigonometrische formules.

Bepaling van het oppervlak van eenvoudige vlakke figuren. Gebruik van logarithmen bij deze berekeningen.

2°. Stereometrie. Ligging en snijding van vlakken, twee- en dnevlakkige hoeken, prisma, piramide, cilinder, kegel, bol; bepaling van het oppervlak en den inhoud dezer lichamen.

3°. Beschrijvende meetkunde. Ligging en snijding van lijnen en platte vlakken, prisma, piramide, cilinder, kegel en bol.

4°. Natuurkunde. Leer der zwaartekracht. Evenwicht van vaste lichamen, vloeistoffen en gassen. Eenige kennis van de meest belangrijke verschijnselen uit de leer van de warmte, het geluid, het licht en de electriciteit.

5o Werktuigkunde. Beginselen. Samenstelling en ontbinding van krachten. Snelheid. Zwaartepunt. Middelpuntvliedende kracht. Wet van ' het behoud van arbeidsvermogen. Traagheidsmoment. 1 6°. Hand- en rechtlijnig teekenen. Het teekenen van eenvoudige " voorwerpen naar de natuur. Het calqueeren op papier en linnen. Het teekenen van op te geven constructiën uit het bouw of machinevak, naar keuze van den candidaat. r 7o. Kennis van een ambacht. Het vervaardigen van een op te geven eenvoudig proefstuk in hout of metaal, naar keuze van den candidaat.

l Bijlage II.

Programma van het examen voor opzichter. 1 Examen A. Opzichter bij de Tweede Afdeeling.

I (De bouwvakken en den dienst op den weg en bij de werken). a Het examen omvat: