535

M 43.

1°. Landmeten en waterpassen. Bekendheid met de inrichting en behandeling van de meest gebruikelijke meet- en waterpasinstrumenten. Algemeen begrip van het uitvoeren eener waterpassing. Uitzetten van rechte en gebogen lijnen. Opmeten en in teekening brengen van terreinen, gebouwen en riviervakken.

2°. Bouwstoffen. Kennis van de in bouw- en waterbouwkunde meest gebruikelijke bouwstoffen, en van hare eigenschappen als: de hier te lande gebruikelijke houtsoorten, natuurlijke- en kunststeen, metalen, verfstoffen, rijsmaterialen; keuren en beproeven van bouwstoffen, beton en mortels; samenstelling en bereiding van vervenhoutbereiding. '

3°. Algemeene bouwkunde. Kennis der hier te lande meest voorkomende grondsoorten Onderzoek van den bodem. Kennis van de verschillende wijzen van fundeering en hare toepassing. Kennis van hout-, steen- en ijzerconstructiën in het algemeen. Droogleggen van terreinen.

4°. Burgerlijke bouwkunde. Metselwerken. Uitslaan van kozijnen deuren, ramen, trappen, kapspanten; bevestiging aan de muurwerken.' Verschillende soorten van vloeren, balklagen en raveelingen. Kennis van de gebruikelijke kapconstructiën, dakbedekkingen, schoorsteenen goten en kroonlijsten. Privaten. Kennis van eenvoudig smids-, glazenmakers-, stucadoor- en behangerswerk. Voldoende bekendheid met den aanleg van gas- en waterleidingen, pompen. Vereischten en algemeene inrichting van eenvoudige woningen en gebouwen.

5°. Spoorwegbouw. De baan en de stations. Algemeene kennis van den aanleg en het onderhoud van de aardebaan met taluds; taludverdediging; ballastbed; afsluiting van den spoorweg. Eenvoudige kunstwerken als: bruggen, duikers, buizen, kokers. Het verharden van wegen en pleinen, bestratingen. Profil der vrije ruimte. Algemeene inrichting van een stationsemplacement; doel en inrichting der daarop gebruikelijke gebouwen, perrons, stootbokken, kolenparken, verhoogde ladingplaatsen, inrichtingen voor waterbezorging.

6°. Spoorwegbouw. De bovenbouw. Het leggen van sporen, wissels en kruisingen ; de bevestiging der spoorstaven. Tongbewegingen, punten kruisstukken en contrarails, hunne samenstelling en de gebruikelijk typen. Draaischijven.

7°. Ontwerpen en rapporteeren. Het ontwerpen en begrooten van eenvoudige constructiën. Het maken van een opstel of rapport over een onderwerp den Dienst van Weg en Werken betreffende.

8°. Practische bedrevenheid. Het op het terrein samenstellen en leggen van een gedeelte spoor met wisselverbinding, waarvoor een ploeg wegwerkers (zonder ploegbaas) en de materialen ter beschikking zullen worden gesteld.

9°. Wettelijke voorschriften, dienstreglementen en reglementaire bepalingen. Voldoende kennis van de Wetten, Voorschriften, Dienstreglementen, Reglementen, Reglementaire bepalingen, instructiën en voorschriften, waarvan den candidaat bij of gedurende zijne indienststelling als aspirant-opzichter een exemplaar zal worden ter hand gesteld.

Bekendheid met de Algemeene Voorschriften voor de uitvoering en het onderhoud van werken onder beheer van het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid.

Examen B. Opzichter bij de Derde Afdeeling.

(Seinwezen, elektrotechniek, verlichting.) Het examen omvat: 1°. Toegepaste natuurkunde.

a. Algemeen begrip van de leer der warmte, gassen en dampen.

b. De wetten der electriciteit, de electrische stroomen; magnetismegalvanische elementen.

c. Bekendheid met de inrichting en behandeling van de eenvoudige electrische meetinstrumenten ; brug van Wheatstone; differentiaal galvanometer. Onderzoek van storingen.

2°. Bouwstoffen. Kennis van de eigenschappen, het keuren en beproeven der bouwstoffen noodig bij den aanleg van electrische- gasen stoomleidingen.

3°. Kennis van werktuigen.

a. Algemeene kennis van stoommachines en hare onderdeelen; stoomketels, pompen. Inrichting en gebruik van den indicateur (zie o. a. Scholls, «Gids voor machinisten»).

6. Algemeen begrip van de samenstelling en inrichting van dynamo's en van telegraaf-blokinrichtingen (zie o. a. «Handboek der Electriciteit», door P. v. Capelle).

c. Kennis van de seininrichtingen beschreven door de zorgen der Derde Afdeeling.

d. Kennis van gasleidingen, regulateurs, gasmeters, branders.

4°. Algemeene werktuigbouwkunde. Kennis van metaal- en houtverbindingen, en van de constructie der onderdeelen van werktuigen. Het lezen en verklaren van teekeningen der inrichtingen genoemd sub 3. Vaardigheid in het detailleeren van enkele onderdeelen.

5°. Spoorwegdienst. Kennis der mechanische en electrische seinen en van de telegraafinrichtingen op een belangrijk den candidaat vooraf op te geven station. Voldoende bekendheid met de samenstelling van wissels en van de middelen tot beweging en sluiting der tongen • kennis van de opzetinrichtingen en daaraan verbonden seininrichtingen der beweegbare bruggen.

6°. Telegrafeeren. Voldoende bedrevenheid in het overseinen en opnemen van telegrammen.

7°. Het ontwerpen en rapporteeren. Het ontwerpen en begrooten

van eenvoudige electrische-, gas- en stoomleidingen en geleidingen van inrichtingen voor het op afstand bedienen van wissels en seinen. Een opstel of rapport over een onderwerp den dienst betreffende.

8°. Practische bedrevenheid. Het op het terrein uitzetten van sein-en telegraafinrichtingen ; het maken en wijzigen van koppelingen en handelinrichtingen ; het verbinden van blok-, telegraaf- en telefoontoestellen Voor deze verrichtingen worden de noodige arbeiders en materialen ter beschikking gesteld. Het bedienen van een eenvoudige stoom- en dynamomachine met schakelbord. Het regelen van booglampen. ö

9°. Wettelijke voorschriften, reglementen, lokale voorschriften en reglementaire bepalingen. Voldoende kennis van de Wetten Voorschriften, Dienstreglementen, Reglementen, Reglementaire bepalingen, instructiën en voorschriften, waarvan den candidaat bij of gedurende' zijne indienststelling als aspirant-opzichter een exemplaar zal worden ter hand gesteld.

Bekendheid met de «Algemeene Voorschriften (A. V.) voor de uit«voering en het onderhoud van werken onder beheer van het Dept. v. «Wat., H. en N.», en met de «Algewieene Voorschriften voor de uit«voering van werken voor den Rijkstelegraaf».

Weerkundige waarnemingen te de Bildt, 8 uur voormiddag.

, ~ Barometer- „. ~ Windkracht, Temoera. Neerslair

1898 stand in Wind. naar , iemPera neerslag

mM richting. Beaufort '"".«raden in

mM- 1 12-d. ech. | Ce'8»"3' mM.

14 Oct. 759.2 O.Z.O. 2 8 9

15 » 747.5 O.Z.O. 4 5.9 —

16 » 741.3 Z.O. 1 3 4 7

17 » 740.1 Z. 2 8 9 4

18 » 741.1 Z.O. 3 • 10.8 10

19 » 751.0 Stil. — 7 0 2

20 » 758.1 Z.O. 3 4.9 —

Rivierberichten.

Waterhoogten, in Meters + N.A.P. 8 uur voormiddag.

Aono Keulen. Nnw Am Wester- Maas-

iay8. 7 uur Lobith. " „ fr™" voort, tricht. Venlo. Grave.

vm. s ucm' (reg. pl.) brug).

15 Oct. 36.75 9.00 6.84 7.35 7.80 41.09 8.67 4.55

16 » 36.81 9.02 6.86 7.36 7.80 41.27 8.53 4.73

17 » 36.92 9.06 6.88 7.40 7.85 41 31 8.63 4.68

18 » 36.98 9.12 6.94 7.46 7.92 41.39 8.71 4.70

19 » 37.00 9.19 7.00 7.52 7.97 41.39 8.80 4.82

20 » 37.14 9.22 7.04 7.56 8.00 41.23 8.83 4.85

21 » 37.35 9.31 7.08 7.62 8.07 41.31 8.67 4.86

Na I Januari 1893 worden de opgaven der waterwaarnemingen aan de peilschalen langs de rivieren voorkomende in de Staatscourant herleid tot het Amsterdamsche peil volgens de UITKOMSTEN DER NAUWKEURIGHEIDSWATERPASSINGEN en de waterpassingen van den Algemeenen dienst van den Waterstaat.

Het Amsterdamsche peil wordt voor de hoogten, die dienovereenkomstig zijn bepaald, aangegeven door N.A.P. en de waterhoogten worden dus voortaan in meters volgens N.A.P. uitgedrukt.

De waterhoogten, betrekkelijk de nul der oude schaal blijven natuurlijk onveranderd.

BINNEN- EN BUITENLANDSCHE BERICHTEN.

Op den 16e" October j.1. overleed te Arnhem de heer JJhr. J. Qrtt van Schonauwkn, | oud-inspecteur van den Waterstaat.

De overledene was Commandeur van den Nederlandschen Leeuw, Ridder van het metalen kruis en van andere orden.

Te Brussel is overleden de heer | H. van Ketwich, | oud-hoofdingenieur van den Waterstaat in Ned.-Indië.

Op den 19™ dezer is te 's-Gravenhage overleden de heer I C. P. Del Campo genaamd Camp, | oud-kolonel der genie.

De heer Del Campo trad in het jaar 1823 in dienst als kadet op de artillerie- en genie-school. Den kolonelsrang verkreeg hij in 1867. In zijn militaire loopbaan werd hij als luitenant-kolonel bestemd tot