DE INGENIEUR.

91

u r g a a n

10e Jaargang. DEK 1895. - JV*2 9.

VEREENIGING VAN BURGERLIJKE INGENIEURS.

WmüM lewl aai de tecüniBt -ei is (Bconomie van (Ware Werta n njnrkiH.

Prils per Jaargang:

Franco per post.

Voor Nederland ƒ 8.—

Voor het Buitenland met vooruitbetaling .... 10.50 Voor leden der Vereeuiging van Burgerlgke Ingenieurs

worden bovenstaande prijzen met / 2.— verminderd. Men abonneert zich voor een jaargang. Over het bedrag der abonnementen in Nederland

wordt halfjaarlijks door de Administratie beschikt. Afzonderlijke nummers 20 cents. — Bewijsnummers

10 cents.

Verschijnt eikei Zateriag.

Abonnementen, stukken en mededeelingen, boeken brochures, enz. te richten aan de Redactie: Sundastraat No. 6, te 's-Gravenhage.

Advertentïén uiterlijk Vrijdags 12 ure des voormiddags intezenden aan de Administratie van dit Blad, Pavelj oensgracht No. 19, te 's-Gravenhage.

Hoofdvertegenwoordiger voor Nederland: C W. BETCKE, Advert.-Bureau, Botterdam.

's-Gravenhage, 2 Maart.

J 0.26

Prijs der Advertentien:

Per regel

Groote letters naar plaatsruimte.

Abonnementen volgens afzonderlijke overeenkomst.

Bjj eene eerste plaatsing van annonces voor Aanbestedingen is de prijs per regel ƒ0.15; bjj eene tweede en meerdere plaatsing van dezelfde annonce ƒ 0.10.

Bij abonnement op Advertentiën wordt het blad gratis toegezonden.

Verantwoordelijk Redacteur: J. van Heurn, Civ.-Ing., 's-Gravenhage. INHOUD.

De zeeweriDg in Zuid-Holland door J. G. W. Fijnje van SaWerda. — Be stadsspoorweg te Parijs door j. Dkonkers. — Staten-Generaal. — De Waterstaatsbegrooting voor 1895 in de Eerste Kamer (vervolg van blz. 87) — Aanteekeningen uit Technische Tijdschriften; Engineering September 1894, bewerkt door J. J. W. van Loenen Martinet (vervolg van blz. 54). — Statistieke Mededeelingen. — Opbrengst en vervoer van spoor- en tramwegen over Dec. 1894. — Weerkundige waarnemingen. — Rivierberichteu. — Binnen- en Buitenlandsche Berichten. — Benoemingen en verplaatsingen enz. — Open betrekkingen.

De zeewering in Zuid-Holland

door

J. G. W. FIJNJE YAH SALYERDA.

n het «Nieuws van den Dag» van 12 Januari 1.1. werd de vraag gesteld of het niet mogelijk zou zijn in de duinstreken pijnboomen langs den zeekant te planten, evenals zulks in de Landes (Frankrijk") heeft plaats

gehad, om zoo doende na ver loop van tijd de duinen hecht te maken.

Hierop antwoordde de directie, dat de beplantingen der duinen van de Landes hier te lande niet onbekend zijn, en dat de bebosschingen zijn aan te merken als een belangrijk hulpmiddel om verstuivende duinen vast te leggen. Maar dat er bij den laatsten storm geen sprake is van verstuiving, alleen van afslag der duinen, hetgeen waarschijnlijk niet door bebossching kon voorkomen worden. Ook meende de redactie dat er in het duin zeer zeker bosschen kunnen aangelegd worden, doch niet aan den zeekant, waar de duinen den zoogenaamden zeelooper vormen. In die streek zou toch de opkomst en het behoud van de bosschen steeds belemmerd zijn, terwijl juist daar de afslag plaats heeft. Hiertegen moeten andere hulpmiddelen te baat worden genomen.

Hoewel ik in het algemeen met deze beschouwingen instem, behoeven zij toch eenige aanvulling en mag hier zelfs wrijving van denkbeelden worden toegelaten.

Het groote belang der bebossching van de duinen in Nederland had mij aanleiding gegeven om over de beplantingen der duinen langs de golf van Gascogne in Maart 1889 eene nota aan den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid in te dienen, welke nota van wege dat Departement openbaar is gemaakt. Ik had daarbij voorgesteld de benoeming eener commissie van deskundigen om plaatselijk die beplantingen na te gaan en mij bereid verklaard haar in deze streken ten dienste te staan. Ik meende dat zulk een onderzoek en eene juiste kennis van de hier verkregen ondervinding voor Nederland van groot belang zou zijn. Werkelijk schijnt ook zoodanig onderzoek aan de heide-maatschappij te zijn opgedragen. Deze had de heeren A. J. Blijdenstein en L. R. Brants met een plaatselijk onderzoek belast. Beide heeren meenden echter met Denemarken en Duitschland te kunnen volstaan en Frankrijk te kunnen uitsluiten. Het verschil in klimaat ten nadeele van Nederland belangrijk genoeg zijnde om eene in de Landes doeltreffend gebleken cultuurwijze in Nederland niet dan na langdurige proefnemingen en met de noodige voorzorgen toe te

passen. Dit moge juist zijn, maar dit onmiskenbaar bezwaar treft alleen de keuze der planten, die niet overal dezelfde moet zijn terwijl ook bij vergelijking van de beide cultuurwijzen, de uitkomsten belangrijk verschillen. Machtige bosschen zijn toch in Frankrijk eenvoudig door zaaiing verkregen. Zij hebben de duinen volkomen tegen verstuiving vastgelegd en strekken zich uit:

1°. over de duinen langs de golf van Gascogne tusschen de monding van de Gironde en van de Adour over eene lengte van 240 Kilometers, zijnde ongeveer 2 maal de lengte tusschen den Hoek van Holland en den Helder en over eene oppervlakte van 30000 Hectaren

2°. over de Landes, in de Departementen van Gironde en van de Landes, over . . . 800000 „

Te zamen . . . 830000 Hectaren of meer dan het 1ji gedeelte van de oppervlakte van geheel Nederland.

De eerste bosschen zijn hier op de duinen gedeeltelijk in het laatst der vorige eeuw aangelegd en verder hoofdzakelijk, ten gevolge van het decreet van den 14den December 1810, over de totale oppervlakte van 30000 Hectaren tot stand gebracht.

De aanleg der tweede bosschen had plaats naar aanleiding der wet van 19 Juni 1857 over eene oppervlakte van 291525 Hectaren gemeente gronden plaats, en dit voorbeeld werd spoedig gevolgd door particuliere eigenaars, zoodat het bovengenoemde cijfer van 800000 Hectaren in de Landes bereikt werd.

Deze bosschen bevatten uitsluitend zeedennen. De weinige eiken die men op eenige plaatsen aantreft zijn van veel ouderen datum en behoorden tot de oude bosschen die in de vorige eeuwen in deze landstreken aanwezig waren, doch reeds ten tijde van de groote volksverhuizingen grootendeels verwoest of verbrand werden.

De aanleg der zeedennen-bosschen door bezaaiing onderscheidt zich vooral daardoor, dat de boomen hunne penwortels behouden die diep in den grond dringen en de boomen in staat stellen aan de heftigste stormen weerstand te bieden. Daarbij zijn de stormen en cyclonen in de golf van Gascogne veel heviger dan in de Noordzee, zoodat de Nederlandsche kusten in dit opzicht veel gunstiger dan in Frankrijk gelegen zijn. Ook zijn de Fransche oevers hier overigens weinig beschermd en is de aanval van de golven soms geweldig. Gewoonlijk wordt echter de afslag voldoende tegengehouden of althans belemmerd door de diepgaande penwortels daar de boomen zich tot de uiterste grens deiduinen aan zee uitstrekken en er van zeelooper geen sprake is. Ik moet dan ook bekennen dat mij de benaming van zeelooper eerst door het «Nieuws van den Dag» bekend is geworden. Hoe dit zij, de Fransche kust onderscheidt zich veelal nog van de Nederlandsche door den grooten aanvoer van zeezand, waardoor de natuurlijke of kunstmatige vorming van duinen bevorderd wordt, terwijl er in Nederland veelal alleen sprake is van afneming of afslag der duinen.

De stand der boomen is door de penwortels zelfs zoo onwrikbaar dat ik bij den storm van 21 Mei 1891 boomen gezien heb, die in den weg der cyclonen zich bevonden hadden en boven den

De Vereenieing: van Burgerlijke Ingenieurs stelt zien in geenen ieelen verantwoordelijk voor de denkbeelden in de onderscheidene bijdragen ontwikkeld ol toegeücït.