92

grond als een kurketrekker 36CP waren omgedraaid. Dit was te meer opmerkelijk omdat die boomen voor de hars-aftappingen meedoogenloos van een groot gedeelte hunner schors beroofd waren en zij, niettemin, de voor de omdraaiing gevorderde elasticiteit bewaard hadden. Zonder de penwortels zouden zulke boomen geheel omgewaaid zijn en den omringenden grond hebben losgewoeld, terwijl in de daardoor gevormde open vakken de verwoesting meer en meer zou zijn doorgedrongen. Onwillekeurig mag men zich daardoor de vraag stellen of verplante boomen zonder penwortels ooit zulke gunstige uitkomsten hadden kunnen opleveren. Mijns inziens moet dit ernstig betwijfeld worden, en van het tegendeel heeft de commississie ook nog geen afdoend bewijs geleverd. De uitkomsten in Denemaken en Duitschland verkregen, zijn, bij vergelijking met f rankrijk, waarlijk niet schitterend te noemen. Ik heb dit meer uitvoerig en nauwkeurig aangetoond in een opstel over de boschbeplantingen op de duinen, opgenomen in het tijdschrift der Nederlandsche heidemaatschappij van 1891, waarnaar ik kortheidshalve verwijzen mag.

Daarbij vordert de bebossching door verplanting belangrijk meer tijd en kosten dan die door bezaaiing. De vastlegging van het zand, volgens de Fransche cultuurwijze is bovendien zoo spoedig mogelijk door het struikgewas verzekerd, dat verder de jonge dennenplanten tegen het ruwe seizoen beschermt.

ik mag hier ook opmerken dat in het algemeen en in alle deelen van de Oude en Nieuwe wereld de eenvoudigste cultuurwijze bij alle planten en gewassen de meeste waarborgen van welslagen oplevert. Men heeft hier toch niet te doen met kasplanten, waarvan men de veredeling op het oog heeft. Waar dus eene cultuurwijze gebleken is zulke uitnemende uitkomsten op te leveren, mag men ze met gerustheid overal elders toepassen en aanbevelen. Dit is trouwens in Frankrijk door de groote uitgestrektheid der bosschen voldoende bewezen, terwijl ook de aanwezigheid van genoegzaam dezelfde planten en gewassen in zoo vele landen der wereld voor deze onderstelling pleit. Naast de cultuurwijze moet men rekening houden met de temperatuur in de landstreek en de geaardheid van den grondslag, daar beide een belangrijken invloed op den groei der planten uitoefenen, zoodat men alleen door eene juiste keuze der planten of boomen het welslagen der bebosschingen zal bevorderen. Het is althans overtuigend gebleken dat de zeeden voor ons klimaat niet geschikt is, tenzij die wellicht na vele jaren door opvolgende geslachten, geacclimateerd kan worden (1). Dit is echter onzeker en vordert te veel lijd, zoodat men voorloopig de keuze niet op den zeeden moet vaststellen en die aan bevoegde deskundigen moet worden overgelaten. Wordt dan de cultuurwijze in Frankrijk met schitterenden uitslag te eenvoudig geacht, en haar niet de groote waarde toegekend, die zij mijns inziens bezit, zoo kan zij wellicht verschillend vastgesteld worden. Dit is vrij wel onverschillig, mits vóór alles het behoud van den penwortel verzekerd is; hierdoor alleen is de vastlegging der duinen en den vasten stand der boomen bij de zwaarste stormen duurzaam verzekerd. Hoe zware en gezonde boomen door stormen, zelfs bij beschutting kunnen omslaan, heeft men maar al te veel in het Haagsche bosch kunnen waarnemen. Men moet dan ook verwachten dat de boomen aan den zeekant, vooral in volgende jaren, aan verwoesting zullen blootgesteld zijn, wanneer hun onwrikbare stand zoo onvoldoende verzekerd is, als men bij verplanting van boomen met verlies van den penwortel vreezen moet.

Zeer terecht heeft de commissie intusschen in 1891 opgemerkt, dat zij voor het uitspreken van een gevestigd oordeel nog gegevens behoeft, welker verzameling veel arbeid en ook geld kost. Zij achtte een grondig onderzoek van het Nederlandsche duin, zoo veel mogelijk kennis van de houding der verschillende houtsoorten in het klimaat onzer duinen en in de onderscheidene exposities daarvan noodig, om tot een goed overdacht besluit te komen. Met het verzamelen dezer gegevens was zij reeds een goed eind gevorderd doch blijkt daaruit tevens dat het ge-

(1) Volgens Professor L. Boppe is dat niet onmogelijk. Ook zou ik kunnen wijzen op een zeeden te Numansdorp die geheel onbeschermd en zoo ongunstig mogelijk in zwaren kleigrond geplaatst is. Deze den heeft sinds jaren de koude, zelfs die van vier jaar geleden, getrotseerd, doch heeft slechts een mager exemplaar gevormd in den grond die hem vreemd is. Trouwens dit schijnt evenzeer het geval te zijn met de beplanting van grove dennen in de plantage Bordrup, alwaar de boomen volgens het belangrijk verslag der heeren Bludenstein en Brants, na 15 a 18 jaar geene grootere hoogte dan 2 a 2.50 M. bereikt hadden.

tal der vraagpunten, die beantwoord moeten worden, veel grooter is dan zij in den aanvang kon vermoeden. Zij hoopte met dezen veel omvattenden arbeid nog in den loop van dat jaar zoo ver gereed te komen, dat die aan het bestuur der Nederlandsche heidemaatschappij kon worden voorgelegd. Eerst daarna kon dit zijn rapport aan de Ministers van Waterstaat, Handel en Nijverheid en van Financiën uitbrengen. De commissie hoopte dan met mij over vele der door mij behandelde punten in meer vruchtbare gedachtenwisseling te kunnen treden.

Intusschen aarzelde de heer Bludenstein niet zich voor dat doel opofferingen te getroosten. Hij stelde, volgens de nieuwsbladen, een groot aantal boomen uit zijne kweekerijen voor de beplantingen der duinen in Zuid-Holland en zooals ik vermoed ook in Noord-Holland, kosteloos beschikbaar, zoodat men betreffende de verplantingen belangrijke gegevens verkrijgen zal.

Voor eene vruchtbare gedachtenwisseling en voor het belang der zaak blijft dan overig de bezaaiing, waarop de geaardheid van den bodem zulk een belangrijken invloed kan uitoefenen, en waarbij men reeds dadelijk de meer of mindere grover geaardheid van het zand in deze streken, bij vergelijking met dat der Nederlandsche duinen en den invloed der alioslagen in overweging moet nemen. Daarom had ik den heer Brants voorgesteld het zand van hier te laten onderzoeken dat ik in "postpaketten kon verzenden, en verzocht ik bij de eerste zending der monsters mij de voor het onderzoek noodig geoordeelde voorschriften te willen geven.

Hierop ontving ik nimmer antwoord. Ook schijnt er van afdoende proefnemingen met bezaaiing volgens het Fransche stelsel geen sprake te zijn en worden alleen de verplantingen in Noord- en Zuid-Holland toegepast, althans vermeld. Dat dunkt mij een eenzijdig onderzoek met verklaarde voorkeur voor de verplantingen en onder zulke omstandigheden zal men geen op grondig onderzoek berustend oordeel kunnen uitspreken. Veeleer vrees ik dat de voorkeur waarin de verplanting zich, volgens mijne opvatting, bij de commissie mocht verheugen, ook, na nader onderzoek, zal gehandhaafd blijken. Nu moge men van deze commissie niet anders onderstellen dan dat zij haar voorkeur op overtuiging gegrond heeft, maar evenzeer zal zij volgens mijne overtuiging met dit onderzoek niet geleerd hebben de waarheid bij vergelijking te onderscheiden. Toch is dit in het waarachtig belang van deze gewichtige aangelegenheid vóór alles noodzakelijk. Intusschen zijn wij reeds in 1895 en is nog geen beredeneerd resultaat van de beplantingen deiduinen bekend geworden. Wellicht hebben de laatste rampen van Scheveningen te veel de aandacht van dit onderwerp afgeleid, doch mag dit volgens mijne overtuiging geen reden zijn om het groote belang der bebosschingen te verwaarloozen. Integendeel dunkt mij de beplanting der kustduinen van onmiddellijk belang als zijnde eene beschutting tegen den verwoestenden invloed der zee. Juist met het oog op de gunstige resultaten aan de Fransche kust verkregen deed ik deze opmerkingen over dat onderwerp voorafgaan, ten einde te doen uitkomen hoezeer men beplanting en zeewering moet beschouwen als eenzelfde doel, «de bescherming der kust» te beoogen. De duinen bieden eerst dan krachtigen weerstand, wanneer zij door beplanting voor verstuiving zijn gevrijwaard.

Vóór alles zal men echter moeten tegemoet komen aan de bezwaren die uit den afslag te Scheveningen gevreesd worden, doch zal men ook uit dien hoofde de mindere kosten, voor de bezaaiing gevorderd, niet buiten beschouwing mogen houden. De instandhouding van de zeewering mag niets te wenschen overlaten; zij zal toch reeds belangrijke kosten vorderen, ten minste, volgens de berichten der nieuwsbladen, zou de afslag te Scheveningen zeer belangrijk, zelfs zorgelijk zijn. Wellicht is de toestand overdreven voorgesteld. Althans is hij mij volgens de beschrijvingen, die tot hier zijn doorgedrongen, niet geheel duidelijk. Ik hoop ook niet dat de meening ingang zal vinden dat er door de bekendheid van den toestand en van de oorzaken, geen gevaar meer aanwezig kan geacht worden. De omstandigheden waaronder de afslag is voorgekomen kunnen toch bij volgende stormen ongunstiger zijn dan zij den 22/23 December 1894 waren. Men kan althans niet beweren dat de hoogst mogelijke vloedstand toen bereikt was, omdat hij de grootste hoogte in deze eeuw had; ook niet, dat de stormen niet heviger of langduriger kunnen zijn dan die in het laatst van het vorig jaar zijn voorgekomen. Scheveningen kan toch in vroegeren tijd van veel grooter rampen getuigen. Een zeer bevoegd deskundige, de oud-hoofdinspecteur van den Waterstaat G. van Diesen heeft onlangs, volgens de Nieuwe Botterdamselie Courant van 17 Januari 11., in de Koninklijke Academie van Wetenschappen op