101

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is een adres gericht door oud-ambtenaren bij den aanleg van Staatsspoorwegen, waarin dezen te kennen geven:

dat zij met nog eenige andere oud-spoorweg-ambtenaren eene categorie vormen, die van hunne tijdelijke betrekking bij den Staat onmiddellijk, of zonder één dag tusschenruimte, in vasten Staatsdienst zijn overgegaan;

dat eenigen van hen in Mei 1892 zich te vergeefs hebben gewend tot de hoofden der Departementen van Financiën en van Waterstaat, Handel en Nijverheid, met het verzoek, dat tegelijkertijd met een toen in bewerking zijnde nieuwe pensioenregeling ten aanzien van vroegere tijdelijke ambtenaren van den waterstaat, tevens eene regeling mocht worden voorbereid, volgens welke ook bij de eventueele berekening van het bedrag hunner pensioenen zoude worden in rekening gebracht de door hen als tijdelijk ambtenaar doorgebrachte diensttijd;

dat zij intusschen gezien hebben, dat thans bij uwe vergadering een wetsvoorstel is ingediend om de tijdelijke diensten als bureelambtenaar bij den Rijkswaterstaat of als ambtenaar bij den Algemeenen Dienst van den Rijkswaterstaat door eenige ambtenaren bewezen, bij de regeling van hun pensioen in aanmerking te doen komen;

dat zij, die met betrekking tot dien onmiddellijken overgang van tijdelijken in vasten Staatsdienst in volkomen dezelfde omstandigheden verkeeren, vermeenen, dat de billijkheid medebrengt, dat zóódanige gunstige regeling ook op hen worde van toepassing verklaard;

dat zij bij den aanvang van hun tijdelijken dienst — evenals de bovengenoemde ambtenaren van den Rijkswaterstaat — geen bijdragen tot het pensioenfonds hebben geleverd, omdat zij daartoe niet in de gelegenheid zijn gesteld, maar dat zij bij hun overgang in vasten Staatsdienst natuurlijk de gevorderde bijdragen hebben betaald;

dat het harde van het niet in rekening brengen van de tijdelijke dienstjaren bijzonder klemt, doordien de aanleg van Staatsspoorwegen reeds 34 jaren geleden werd onder handen genomen, zoodat een der adressanten, die bij het begin van dien aanleg op 1 October 1860 reeds het onmiddellijk daaraan voorafgaande jaar in Staatsdienst was geplaatst, gedurende ruim 35 jaren onafgebroken den Staat in gewichtige betrekkingen heeft gediend en nochthans, indien hij ongeschikt voor den dienst mocht worden, op dit oogenblik hoegenaamd geen recht zou hebben op eenig pensioen, omdat hij nog niet ten volle tien jaren in vasten Staatsdienst werkzaam is;

dat de boven omschreven categorie van oud-spoorweg-ambtenaren nog geen twintig personen telt, zoodat de inwilliging van hun verlangen een luttel, tot dit gering aantal beperkt blijvend, voorbijgaand offer van den Staat zoude eischen.

Redenen waarom zij hunne belangen met warmte bij de Kamer aanbevelen met het eerbiedig verzoek dat het haar moge behagen het daarheen te leiden, dat alsnog eene regeling worde getroffen, waarbij met hunne tijdelijke dienstjaren rekening wordt gehouden.

Het adres is ook in afdruk aan de Ministers van Waterstaat en van Financiën medegedeeld.

Een verzoekschrift van gelijke strekking is mede opgemaakt door eene andere categorie van ambtenaren, nam elijk door een 14-tal opzichters bij de Landsgebouwen, die in dezelfde omstandigheden verkeeren als de bureelambtenaren van den waterstaat en de bedoelde oud-spoorwegambtenaren. Een groot deel dezer opzichters toch heeft het Rijk vóór hunne vaste aanstelling gedurende plm. 20 jaren onafgebroken gediend,

oodat zij ook in dat opzicht in hetzelfde geval verkeeren als de beide

ndere categoriën van ambtenaren.

Dit verzoekschrift werd vergezeld van eene warme aanbeveling door hunne onmiddellijke chefs aan den Minister van Waterstaat ingezonden.

Woensdag had te Dordrecht te -ÏOM ure de 22ste driemaandelijksche vergadering plaats van de Nederlandsche Vereeniging van Werktuig- en Scheepsbouwkundigen, waarbij 53 leden tegenwoordig waren.

De heer Dijxhoorn hield een belangrijke voordracht over het nadeel van vochtigen stoom voor de zuinigheid van het stoomwerktuig en de middelen om het watergehalte te bepalen.

De heer Van Deinse bood, in verband daarmede, een bewerking aan van nagelaten studiën van den overleden ingenieur G. J. Mees over hetzelfde onderwerp.

Wegens gebrek aan tijd werd de discussie over dit punt uitgesteld tot de volgende vergadering.

De heer R. Witte deed eenige mededeelingen uit de praktijk van het schroevensnijden op de draaibank en gaf eenige zeer practische middelen om de meest gewenschte tandradoverbrenging voor een

ewilde spoed te vinden.

Daarna toonde de heer Vaes, als vervolg op zijne vroeger gehouden voordrachten over dit onderwerp, eenige door hem ontworpen zeer vernuftige instrumenten voor hetzelfde doel.

Na een zeer korte pauze werd de, in de vorige vergadering afgebroken, discussie over waterpijpketels weer voortgezet.

Daaraan werd deelgenomen door de heeren 't Hooft, Cbol, Enno van Gelder, Rueb, Van Deinse, Dijxhoorn en Hudig.

Een 7-tal nieuwe leden werden aangenomen, daarna gaf de heer Van Gendt een korte inleiding tot het bezoek aan de metaalwarenfabriek van de Firma Wed. Bekkers & Zoon.

Nadat als plaats voor de volgende vergadering Haarlem was aangewezen, sloot de president de vergadering om 3 uur, waarna allen zich begaven naar genoemde fabriek.

Door den chef der firma persoonlijk rondgeleid, die geen moeite spaarde om alle gevraagde inlichtingen te geven, konden allen in de betrekkelijk ruime lokalen de interessantste dingen zien. Niet alleen de zeer vernuftige, speciaal machines voor het persen en stampen van de meest uiteenloopende soorten en vormen van blikwerk trokken de aandacht, doch vooral ook de wijze waarop de voorwerpen bedrukt en beschilderd werden, van de eenvoudigste schoensmeerdoosjes tot de fraaiste Japansche theeblaadjes en vernamen wij met zeer veel genoegen dat deze nationale industrie zich mag verheugen in een zeer ruim binnen- en buitenlandsch debiet.

Electrische verlichting en krachtsoverbrenging te Utrecht.

De heeren 1. R.jH. de Jong en P. M. Verhoeckx, beiden wonende te Utrecht, firmanten van het technisch en industrieel bureau «De Jong en Verhoeckx» te Utrecht, hebben aan den Raad der gemeente Utrecht concessie aangevraagd tot het leggen en hebben van leidingen in en over den openbaren gemeentegrond en het openbaar gemeentewater, ter plaatse waar zulks zal noodig blijken te zijn, voor de levering van electrische stroomen in die gemeente voor verlichting, krachtsoverbrenging en industrieële doeleinden. Het ligt in hunne bedoeling, indien deze concessie wordt verleend, over te gaan tot oprichting van een centraalstation voor electrische verlichting en krachtsoverbrenging binnen de gemeente, in overleg met den Raad op nader overeen te komen plaats. Naar hunne meening zou door de levering van electriciteit aan de ingezetenen van Utrecht, de 4e stad des Rijks met eene bevolking van bijna 94,000 inwoners, daar waar de 3 grootere steden reeds voorgingen, in eene dringende behoefte worden voorzien. Zij hopen daarom dat de Raad hunne aanvraag in ernstige overweging zal nemen en door het verleenen van gunstige bepalingen de uitvoering hunner plannen mogelijk zal maken.

Spoorweg Alkmaar over Heerhugowaard naar Hoorn.

Na twintig jaren van vergeefsche pogingen zal nu eindelijk een spoorwegverbinding tusschen de zoo dicht bijeengelegen Noordhollandsche steden Alkmaar en Hoorn naar alle waarschijnlijkheid tot stand komen. Toen in 1875 tot aanleg van het tweede net van Staatsspoorwegen werd besloten, is in de Tweede Kamer met warmte gestreden voor een andere verbinding in Noord-Holland dan die sedert is tot stand gekomen van Zaandam over Purmerend naar Hoorn. De lijn Alkmaar—'Hoorn had vele voorstanders, maar deze bleven in de minderheid.

Sedert is bij herhaling getracht den ontbrekenden schakel in het spoorwegnet te verkrijgen. De behoefte daaraan is niet verminderd, zoolang men voor een spoorwegreis tusschen twee plaatsen, die 22 kilometer van elkander verwijderd zijn, een omweg moet maken over een lengte van 61 kilometer. Al vertrekt men ook met den eersten trein uit de eene stad, men komt te laat ter markt in de andere.

Reeds voor geruimen tijd is dan ook geijverd voor een locaalspoorweg, die van Alkmaar uitgaande, over Oterleek, Rustenburg en Berkhout' naar Hoorn zou loopen. Het provinciaal bestuur had een renteloos voorschot van 2 ton daarvoor beschikbaar gesteld, de gemeente Alkmaar was bereid f 40,000 bij te dragen; — maar wat meer noodig was kon niet worden bijeengebracht.

Nu heeft zich de Hollandsche Spoorweg-Maatschappij voor de zaak gespannen en zal nu den nieuwen, lang verlangden spoorweg bouwen en exploiteeren met behulp der reeds genoemde subsidiën en mits op de lijn, behoudens enkele wijzigingen, worden toegepast de regelen, bij de bekende spoorwegovereenkomsten tusschen den Staat en de groote maatschappijen in 1890 gesloten.

Het is te verwachten dat de Staten-Generaal aan deze regeling hun geedkeuring zullen verleenen.

Spoorweglijn Nag-Hamadi Keneh.

Ten vervolge op zijne mededeeling, opgenomen in de Staatscourant van 7 Maart 1894, bericht thans Hr. Ms. politiek agent en consulgeneraal te Cairo, dat door de Egyptische spoorwegadministratie zal worden aanbesteed: de bouw der spoorweglijn Nag-Hamadi Keneh. De betaling der aannemingssommen zal geschieden door en onder waarborg van de commissie voor de Kas der Openbare Schuld. Aanbiedingen moeten worden ingezonden vóór 2 Mei a.s., te 12 uur des middags, bij het secretariaat van de administratie der spoorwegen te Cairo. De algemeene voorwaarden, de algemeene bepalingen betreffende de'onderneming, de technische voorwaarden van uitvoering der werken liggen ter inzage aan het Departement van Buitenlandsche Zaken te 's-Gravenhage.

Door de heeren Jhr. H. H. de Villeneüve en Mr. P. H. Scholten te 's-Gravenhage, is aan den Minister van Waterstaat vergunning gevraagd voor den aanleg en de exploitatie van een lokaal-spoorweg met normale spoorbreedte langs onze zeekust achter, doch tevens zoo nabij mogelijk de duinen van den Hoek van Holland tot Helder.

Met bet oog op de uitgebreidheid van het werk wenschen zij den aanleg te splitsen in drie sectiën of stadiën, namelijk: 1°. van Hoek van Holland aansluitende aan het station Hollandsche Spoorweg en aan een eventueel aan te leggen visschershaven aldaar tot het station Hollandschen spoorweg Scheveningen. 2°. van Scheveningen totlJmuiden. 3°. van IJmuiden tot Helder.