678

Nieuwsblad voor den boekhandel

1919. No. 51

Het auteursrecht en het vredesverdrag. — In een vorig nr. maakten wij melding van eenige beschouwingen van een Duitsch rechtsgeleerde over de erkenning van het internationaal auteursrecht in het vredesverdrag; thans zijn wij in de gelegenheid gesteld den officieelen tekst te raadplegen, en doen hieronder volgen de voornaamste gedeelten van de aan Duitschland gestelde vredesvoorwaarden, welke op het auteursrecht betrekking hebben:

Art. 286. .... de internationale conventie van Bern van den 9en September 1886, voor de bescherming van letterkundige en kunstwerken, herzien te Berlijn den 13en November 1908, en aangevuld door het additioneele protocol, geteekend te Bern den 20en Maart 1914, zal opnieuw van kracht worden zoodra het onderhavige verdrag van kracht zal worden, in zooverre zij niet is betrokken bij of gewijzigd door de uitzonderingen en beperkingen, welke voortvloeien uit dit verdrag.

Art. 306. - Onder voorbehoud wat betreft de bepalingen van dit verdrag, zullen de rechten op den industrieelen, letterkundigen en artistieken eigendom, zooals deze door de Berner Conventie zijn omschreven, genoemd in artikel 286, worden hersteld of erkend, zoodra de bepalingen van dit verdrag van kracht worden voor het gebied der partijen hierbij betrokken, ten gunste van hen die deze rechten bezaten op het oogenblik dat de staat van oorlog aanving, of van hunne rechtverkrijgenden. Evenzoo zullen de rechten welke, indien de oorlog niet had plaats gevonden, gedurende den duur van den oorlog hadden kunnen verkregen worden, worden erkend ten gunste der personen die daartoe gerechtigd zouden geweest zijn, zoodra dit verdrag van kracht geworden is.

Evenwel zullen alle handelingen, verricht krachtens de bizondere maatregelen welke tijdens den oorlog genomen zijn door de wetgevende, uitvoerende of administratieve autoriteiten van eene der geallieerde mogendheden of geassocieerden, ten opzichte van de rechten der Duitsche onderdanen op het gebied van den industrieelen, letterkundigen of artistieken eigendom van kracht blijven en hun volle werking blijven uitoefenen.

Geen enkele vordering zal kunnen worden ingediend of geen enkele actie aangevangen door Duitschland of door Duitsche onder¬

danen wegens het gebruik dat gedurende den oorlog door de regeering eener geallieerde of geassocieerde mogendheid, of door eenig persoon volgens opdracht van deze regeering of met haar toestemming is gemaakt van de rechten op den industrieelen, letterkundigen of artistieken eigendom, doch tegen den verkoop, of het in den handel brengen, of het gebruik der producten, of werktuigen, of waarop deze rechten betrekking hadden.

Elk der geallieerde of geassocieerde regeeringen behoudt zich het recht voor, de rechten op den industrieelen, letterkundigen en artistieken eigendom (met uitzondering der handels- en fabrieksmerken), ontstaan vóór den oorlog, of tijdens dezen, of welke later verkregen zouden worden door Duitsche onderdanen, krachtens zijne wetgeving, hetzij door deze te exploiteeren, hetzij door het geven van vergunningen voor hunne exploitatie, hetzij door het oefenen van controle op deze exploitatie, hetzij op andere wijze, te onderwerpen aan die beperkingen, voorwaarden of aan dat voorbehoud, dat noodzakelijk zal worden geacht voor de eischen der landsverdediging, of voor het algemeen belang, of om eene behoorlijke eerbiediging den rechten op den industrieelen, letterkundigen en artistieken eigendom op Duitsch gebied, door Duitsche onderdanen te verzekeren, of om de volledige nakoming van alle door Duitschland krachtens dit verdrag op zich genomen verplichtingen te garandeeren.

Elk der geallieeerde of geassocieerde machten behoudt zich het recht voor om van nul- en geener waarde te verklaren elk geheele of gedeeltelijke overdracht en eiken afstand van rechten op industrieelen, letterkundigen en artistieken eigendom.welke na 1 Augustus 1914 heeft plaats gevonden of in de toekomst zal plaats vinden, en welker gevolg zou zijn een belemmering der toepassing van de artikelen van dit verdrag.

Inhoud van tijdschriften

The Li brary. No. 37. - Arthur W. Reed: John Rastell's plays. - E. Marion Cox: Notes on rare books. - Gilbert R. Redgrave: First editions of modern books. - Gerald Mander: The identity of Elisha Coles. - Elizabeth Lee: Some recent french books, - Alfred W. Polbard; ,Ad imprimendum solum'.