— 4 _

een nieuwe, sterke schok en zij vroeg bijna rekenschap aan God, waarom Hij haar zóó liet verdenken, terwijl Hij toch weten moest, dat al haar gedachten op Hem waren gericht. De laatste, pijnlijke maanden die zij in de pastorie doorbracht, ondermijnden haar Godsvertrouwen.

Een nieuwe proef werd genomen, nu bij een familielid van Hinding, een weduwnaar van bij de zestig. Hier was geen jaloerschc vrouw te duchten. Maar de man deed een onhandige poging om 'tjonge meisje, dat aan zijn zorg was toevertrouwd, te verleiden en zij verliet zijn huis op staanden voet, met nieuwe, bittere ervaringen van een wereld, waar egoïsme en ruwheid heerschte en do een zich om den ander niet bekommerde. En steeds meer verwarden zich haar begrippen omtrent het Opperwezen, dat men »den Algoede" noemde en die toch een wereld zoo vol slechtheid schiep.

Eindelijk nam men een derde proef, nu bij een weduwe op leeftijd met drie volwassen dochters.

Eerst scheen de keus gelukkig. Die dame zag veel menschen. Er kwamen bij haar veel jongelieden aan huis en daar Judith al zeer weinig geneigd was zich op den voorgrond te stellen en zoo de dochters in den weg te staan, gelukte het haar de zoo licht opgewekte naijver en jalouzie te sparen.

Zij hield zich achteraf en was gesloten. Ook peinsde zij nu over een nieuw probleem, n. 1. hoe jonge vrouwen zoo dwaas kunnen wezen alles in 't werk te stellen om mannen te behagen en zich het twijfelachtig^ geluk van een huwelijk te veroveren. Onder de jongelieden die daar aan huis kwamen was een student Hilmer, een jonge man van goede familie, die een goede opvoeding genoten had en sterk onder den invloed van vrijdenkers gekomen was. Hij voelde zich aangetrokken door Judith's schoonheid en naderde haar bescheiden, met een stille, eerbiedige hulde, die haai' niet kon hinderen of afstooten. Zij sprak met hem ; zijn ideeën en wereldbeschouwing vonden weerklank bij haar en het was haar als kwam er orde in den chaos van indrukken en begrippen, waarin zij tot nu toe den weg niet had kunnen vinden.

Zijn wijze van zien op het leven en de menschen stemden met de hare overeen. Hij was pessimist, omdat Schopenhauer het was en zijn filosofie, die hij met al den ernst en warmte voordroeg, waarmee gewoonlijk een jong student voor 't eerst zijn pas verworven theoretische kennis weergeeft, gaf haar een zekere voldoening. Zij meende nu een onzelfzuchtige, reine vriendschap gevonden te hebben, vrij van alle berekening en zinlijkheid.

Toen zij na eenigen tijd moesten scheiden schreef hij haar, en zij antwoordde. Zijn brieven waren zeer ernstig, zeer philosophisch en stroomden over van een

kwalijk verborgen bewondering voor zijn eigen wijsheid, maar de vele nieuwe, samengestelde woorden en vreemde uitdrukkingen als «schemerend weefsel van opvattingen", »het Al van de groote wedergeboorte", enz. klonken haar poëtisch en beteekenisvol in de ongeoefende ooren.

En dit eindigde als zoo menig platonische vriendschap tusschen een jongen man van '22 en een meisje van 18 jaar. Hij bekende haar zijn liefde. Heftig, hartstochtelijk, een weinig uit de hoogte eischte hij haar jawoord. Hij schilderde zijn langen zielestrijd. »Als je me niet liefbebt" eindigde hij, »dan moet ik je beeld wel uit mijn hart scheuren, maar dan zal het breken".

Ze was verschrikt en verrast. Zóó had zij zich den loop der zaken niet voorgesteld. In haar hart was onder al deze vroeg opgedane en treurige ervaringen weerzin ontstaan tegen de gedachte, zich aan een man te verbinden, en deze was haar toch zoo vreemd.

Zij antwoordde niet beslissend, maar vroeg hem te wachten en hiermee hield voorloopig haar briefwisseling op.

Maar zij werd moediger en tevredener. De gedachte, dat er iemand was, die haar liefhad, — «liefhad boven alles en voor eeuwig,," — drong diep in haar door en verspreidde een warmte en vreugde in haar ziel waar zij zelf verbaasd over was. Zij werd zachter, rustiger, blij! 't Scheen alsof 't lente zou worden daarbinnen na den kouden, strengen winter van haar kinderjaren.

Maar daar kwam plotseling weer een brief van hem. Dat wachten was niet uit te houden, die halve verhouding ondragelijk. Hij eischte zijn brieven terugen wilde alle betrekking tusschen hen verbreken. Zij meende, dat hij krankzinnig geworden was, zond hem zijn brieven en vroeg hem om een verklaring. Zij kreeg haar eigen brieven terug, zonder een woord.

Eerst een maand later werd dit raadsel opgelost. Zij zag zijn verlovingskaart. Hij deed een sgoede partij."

Toen lachte ze luid en bitter, totdat ze de tranen in de oogen kreeg. Zij dacht aan den brief waarin hij zijn liefde bekende, aan zijn gloeiende verzekeringen van »eeuwige liefde" aan zijn «zielestrijd van dagen en nachten" en zijn «vertwijfeling". Die woorden hadden zich in haar herinnering gebrand. En nu — een paar maanden later verloofd met een meisje dat 80 mille per jaar had! — Hoe veel uren zou nu zijn zielestrijd wel geduurd hebben ? En zoo werd haar geloof voor 't laatst en diepst geschokt. Niet omdat haar liefde niet beantwoord werd: nu voelde zij, dat zij hem nooit had liefgehad; ook niet omdat haar trots gekwetst was: hij was haar daarvoor eigenlijkte onverschillig. Maar haar geloof, haar pas ontwakend geloof aan menschenwaarde en onbaatzuchtige liefde werd doodelijk gewond. Zij werd een last voor haar