— 20 —

gaan liggen en droomerig in 't vuur keek of' dommelde, terwijl hij nu en dan in den slaap kort blafte. Tusschen de heeren in stond een stommeknecht met oen wijnkaraf, glazen en spuitwaterflesch.

Restrup was een man van herculischen bouw; zijn gezondheid scheen alles te kunnen verdragen. Op de breede schouders stond een groot hoofd metroodblond krullend haar en baard. De eerste indruk, dien zijn gezicht maakte, was die van lompe goedigheid. De neus was groot en goed gevormd, de oogen lagen diep en stonden droomerig; maar de dikke lippen achter den gekroesten haard verraadden zinlijkheid en de groeven in zijn breed voorhoofd spraken van heftigheid. Zijn platte uitspraak vormde een vreemd contrast met zijn kostbare kleeding.

»'t Was jammer datje gistren niet kwam, Banner. — We hebben kostelijk pleizier gehad. Maar 't mooiste was die grap met den ouden dominé Blak. Heb je dat gehoord'? Hij moest door het venster kruipen. Hij kwam natuurlijk te laat en toen sloot ik de deur en' we gingen aan tafel. Maar toen kwam de dominé en smeekte om binnen te komen, want hij zag, dat we oesters aten. Maar we deden, alsof we hem niet hoorden. Eindelijk deed ik een venster open en vroeg of hij er door wou kruipen en toen kroop hij waarachtig door het venster. En wij aan 't lachen ! — dat begrijp je*!" En Bestrup barstte bij de herinnering weer in lachen uit.

»Bleef de dominé den heelen avond?" «Nïeen, op 't laatst werden we hem te vroolijk. Hij ging heen toen we begonnen te spelen." «Speelden jelui dan een hazardspel?" «Neen, een whistje, dat was alles. Maar het duurde niet lang, ze konden de kaarten niet uit elkaar houden. Ik zelf had een stuk in de kraag : er werd flink gedronken. Van morgen vijf uur moesten .lens en de koetsier me naar bed brengen." «En hoe voel je je nu van daag." «O dankje, heel goed. Ik ben pas van middag om 4 uur opgestaan. Maar je kunt er van op aan, dat Jensen van Mariëndal het in acht dagen nog niet te boven is."

Banner lachte: «Ik geloof zoowaar dat je nog troisch op je heldendaden bent."

«Ach neen, maar ik heb waarachtig ellende genoegen dat vergeet je ten minste zoolang."

«Je moest trouwen, Restrup, en zien weer in 't goeie vaarwater te komen."

«Daar heb ik vroeger ook wel aan gedacht, maar nu is het te laat. Ik deug nergens meer voor. Als ik me niet opwind, zak ik in mekaar, 't Is alsof ik door een koppel honden in een kring doodgejaagd word. 't Is ellendig. Die meiden zijn brutale wezens. Ze bedriegen je en vrijen met de knechts en bedienden

achter je rug en je hebt nooit rust. 't. Volk is onwillig en alles gaat verkeerd."

«Je hebt immers een proces met een van je knechts? Hij kwam bij mij werk vragen, maar ik neem geen weggejaagde 'knechts in dienst. En nu hoor ik, dat hij een proces tegen je begonnen is."

«Ik joeg hem weg, omdat hij een dag later thuiskwam, dan ik hem bad toegestaan. Hinding is zijn advokaat; die duivelsche kerel zegt, dat ik tegen de wet gehandeld heb."

«Heb je hem geslagen?"

«Ja zeker heb ik hem geslagen. En dat meet de advokaat met de el uit. Hinding is gewoon weg een schurk."

«Zoo, is hij dat? Mij schijnt hij een geschikte man."

«Vertrouw hem niet. Hij is een schurk, zeg ik je. Als je alleen maar bedenkt, hoe hij zijn stiefdochter behandelt."

«Hoe dat?" vroeg Banner, en luisterde aandachtiger dan vroeger.

«Hij houdt haar erfenis achter, dat doet hij. En na haar achttiende jaar heeft hij recht er geld van af te houden voor kost en inwoning. Als haar moeder sterft, zal hij haar wel op straat zetten."

«Dat is leelijk. Hoe oud is juffrouw.. . hoe heet ze ook weer?"

«Fürste. Ze is bijna 20 jaar."

«En hoe groot is haar erfdeel."

«Twee duizend, kronen, geloof ik."

«Ja, dan heeft ze niet veel meer over" zeide Banner koel.

«Ja, is het geen schande?" — En nu volgde een verslag van Judiths leven, waarvan de nauwkeurigheid haar zeer verbaasd zou hebben.

«Dan is haar positie tamelijk ellendig" zeide Banner weer met zijn gewonen, koelen glimlach.

«Ja, als ze niet trouwt. Was ik tien jaar jonger, dan vroeg ik haar. Ze is een bizonder mooi meisje, vindt je niet?"

«Och ja, wel knap, voor zoover ik me herinner." Banner kneep de oogen dicht en scheen geheel in de rookwolkjes verdiept, die uit zijn sigaar opstegen."

«Wel knap! Ze is eenvoudig prachtig en zoo trotsch als de duivel. Niemand zal haar nader komen dan ze zelf wil."

«Heb jij 't soms geprobeerd ?"

«Neen. Ze is altijd goed en vriendelijk voor me geweest en dat zal ik niet vergeten. En als ik kon, trouwde ik met haar en hielp haar uit de ellende. Maar mijn financiën. . ." Hij streek treurig het zware blonde haar van het voorhoofd. «Zij moet een rijken man hebben. Ze is geboren voor een vorstelijke omgeving."

«Maar geloof je dan, dat zij, die zoo trotsch is, den