— 25 —

en onafhankelijk was, en zoo uit de hoogte tegen haar sprak.

En zij antwoordde honend:

»Ik heb genoeg van het leven en de menschen gezien om ze te wantrouwen, maar ik voel alleen verachting voor iemand die een gelukkige onafhankelijke positie heeft, maar die niet op een waardige wijze gebruikt; die alleen naar zijn. eigen egoïsme luistert en met onverdragelijken hoogmoed op alle anderen neerziet; die een groote plaats in het leven inneemt, maar geen enkele van de plichten vervult, die op hem rusten; die geluk om zich heen verspreiden moest, maar niets dan een geblaseerden glimlach voor anderen over heeft."

Hij was opgestaan. Zijn gevoel van eigenwaarde en trots vlamde in hem op bij de beleediging diazij hem zoo plotseling' voor de voeten geworpen had. Hij stond voor haar stoel, waar kort geleden haar stiefvader gestaan had, hij was bleek geworden en de uitdrukking van zijn gezicht zeide haar dat zij te ver gegaan was. Zij werd bang maar zij wilde hef. niet toonen; zij stond op om heen te gaan en zag hem vast en onverschrokken aan, terwijl zij hem met een handbeweging trachtte aan te duiden dat hij op zij moest gaan. Maar hij bewoog zich niet en daar stonden zij tegenover elkaar en zagen elkaar in de oogen als twee even sterke vijanden, gereed tot verdediging of tot een aanval als de tegenstander zich bloot geven mocht. Zij zag dat hij iets wilde zeggen en in al haar angst was zij toch nieuwsgierig' wat dat wezen zou.

Hij vroeg toen langzaam: »Wilt u mijn vrouw worden?"

Zij was zoo overweldigd dat haar knieën knikten en zij zich nauwelijks staande kon houden. Dit geluk, waar zij vroeger bijna niet van durfde droomen, werd haar nu als een beleediging in het aangezicht geworpen. Het was inmiddels het antwoord op haar uitval. Hij zeide: »U beweert mij te verachten en toch behoef ik slechts de hand uit te strekken en u geeft zich aan mij over." Maar hij zou niet overwinnen, zij zou hem wegschuiven en hem fier als een koningin voorbij gaan, zij zou hem vernederen en hein toonen dat zij zichzelf voor zulk een prijs niet liet omkoopen. Dan liever.. .

Liever dagelijks vernederd worden door een man als Hinding? Liever haar leven voortslepen in den uithoek van de wereld?

Ach, welk een vreeselijke verzoeking? Zij zag haar trots gevangen, zij was gedwongen zich over te geven: — of aan den advocaat Hinding aan armoede en vernedering, of aan dezen man van weelde, macht en betrekkelijke onafhankelijkheid.

Zij duizelde. Zij was niet in staat helder te denken. Hij had haar overrompeld in een oogenblik van gees¬

telijke en lichamelijke zwakheid en haar weerstandsvermogen was gebroken.

Hij herhaalde op denzelfden toon zacht en rustig: »Wilt u mijn vrouw worden?"

En zij sloot de oogen, als iemand die in een afgrond springt. Haar stem was dof en beefde toen ze: »Ja," antwoordde.

In zijn oogen kwam een wonderlijke glans van triomf en hartstocht. Voor het eerst van zijn leven raakte bij haar aan: hij trok haar naar zich toe en omhelsde haar heftig; bij kuste haar mond, haar voorhoofd, haar wangen; zijn ongebreidelde hartstocht brak door zijn gewoonlijk rustig uiterlijk heen. Hij had weerstand, verwacht, maar hij vond dien niet; dat was hem eigenlijk een teleurstelling, hij had dien liever gehad dan haar koud en willoos toegeven. Zij was volkomen passief, zij had zich overgegeven en droeg nu de gevolgen daarvan; maar toen hij zich het dichtst bij haar waande, trok zij zich volkomen in zichzelf terug als wilde zij zich tot het laatst toe verdedigen. Hij voelde het, haar wezenlijk ik stond hem nog even ver als vroeger. Hij had als Ixion een wolk omhelsd, hij hield haar lichaam in zijn armen, maar haar ziel bleef hem trotseeren. Maar zijn wil werd nog versterkt door de teleurstelling. Nu was zij de zijne en zij moest zich buigen — vroeger of later, dat deed er niet toe. Hij zou wel macht over haar krijgen.

Zij trok zich uit zijn armen terug en ging naar de deur. Hij dacht er niet aan haar terug te houden; maar toen hij alleen was speet het hem dat hij haar had laten gaan en zijn verlangen naar haar vlamde op zoodra zij weg was. Hij wierp zich in de stoel waarin zij gezeten had. en hij zat er nog, geheel verdiept in wat er gebeurd was en wat er gebeuren zou, toen Hinding een uur later thuiskwam.

Allerlei gedachten en fantasieën vervulden hem, maar geen oogenblik had hij berouw over wat hij gedaan had.

Mijnheer en Mevrouw Hinding hadden elkaar op de wandeling ontmoet en kwamen als liefhebbende echtgenooten gearmd thuis. Zij waren heel verbaasd, toen zij in de huiskamer Banner vonden, die opstond en hen groette.

»Hebt u lang gewacht? Hebt u hier alleen gezeten? IJ blijft zeker soupeeren? Ach Helena, zorg voor het avondeten."

«Neen, doet u geen moeite," zei Banner kortaf. »Ik rijd dadelijk naar huis als ik u even gesproken heb, Mijnheer Hinding."

Mevrouw Hinding' begreep den wenk en verliet de