— 37 —

kleine mollige handjes en wendde zich knorrend van zijn arme moeder af. Dan liet Judith de armen zinken en ging heen, maar als ze alleen was, barstte ze vaak ra wanhoop uit: »Ik kan er niets aan doen, maar ik voel, dat ik slecht word."

Toen Erik Banner — zoo was hij gedoopt naar zijn grootvader — een jaar oud was, eischte Judith, dat de. mm zou worden weggezonden. Dat gebeurde en verbeterde haar verhouding tot het kind ook. Maaibij iedere duimbreed dien zij won, won Banner er honderd. Eriks gehechtheid aan hem nam bij den dag toe en Judith leed onuitsprekelijk in haar verlatenheid. Zij zag hoe haar man en haar kind zich aan elkaar aansloten en nauwelijks op haar schenen te letten; en zij verbeeldde zich, dat zij de eigenschappen met had om de liefde van den knaap te winnen. Ze was dan ook of te heftig en te veeleischend in haar liefkozingen, of zij keerde zich af uit gekrenkten trots, om hem naar zijn vader te laten gaan, omdat hij toch van hem het meeste hield. Beide manieren van doen verschrikten het kind; het voelde zich veiliger bij zijn vader; maar zij wrong de handen en vroeg zich zelf af, waarom ook alles meê werkte om haar'te gronde te richten. In Banners kamer zat de kleine snaak op den grond met een stapel boeken voor zich, babbelend en lachend, terwijl Banner wel honderd keer van zijn werk opzag om met hem te spelen en te praten De op zijn gemak anders zeer gestelde man stond uit zijn zachtste leuningstoel op, als hij de trippelende voetjes voor zijn deur hoorde, hem »Vader" hoorde roepen en als de deurknop werd gepakt door een te klein handje, dat aan een te kort armpje en een te klein figuurtje zat, om de deur te kunnen open doen, al rekte het zich ook nog zoo uit. Juist in 't beslissend oogenblik moest bij den knop loslaten en om hulp roepen. Dan sprong Banner op en deed de deur open, en in het volgend oogenblik voelde hij twee armpjes om zijn hals, twee warme zachte lipjes tegen de zijnen en de jongen riep: »Vader is zoet. . . plaatjes kijken." Hoe kon dan de geblaseerde man 't kleine fijne lichaam tegen zich aandrukken en zeggen: »Ja mijn lieveling"; en laten zich aan zijn baard trekken en commandeeren door den kleinen snaak, die zijn macht kende.

Dan kwamen kleine, natte vingertjes in de fraaie prachtwerken en Erik had een aardig vlug maniertje om een blad om te slaan, terwijl de duim van de andere hand het nog vast hield, wat dikwijls oorzaak was dat de plaat midden door scheurde; maar Banner had nog nooit iemand zóóveel pleizier in die platen zien hebben. Kon hij ze dan wel beter gebruiken'? In het najaar werd Erik Banner drie jaar. Dat gewichtig feit werd op het landgoed gevierd met vlaggen van alle gebouwen, waar een vlag te vinden was.

Bijlage van i> Woord en Beeld" 1899. Afl. 5.

's Morgens was er formeel receptie; de menschen kwamen evenals op Banner's verjaardag om geluk te wenschen. De jubilaris zat op zijn vaders arm en nam de felicitaties aan — zoo trotsch als een prins.

»Wat lijkt hij op zijn vader," fluisterden de bezoekers en waarlijk, Banner nam hun dat niet kwalijk. Judith stond, er naast; de jongen had »zijn lieve mama" gekust, maar haastig en als in de sleur; hij hield wel van haar, maar naast de liefde voor zijn vader verbleekte ieder ander gevoel.

's Middags werd het heerlijk weer, zacht en warm als midden in den zomer.

Toen de bezoekers weg waren, had Judith zich in haar kamer teruggetrokken. De onverschilligheid van het kind deed haar dien dag nog meer pijn dan gewoonlijk en, zooals zij zich aangewend had, zocht zij ook nu. de eenzaamheid, ofschoon zij wel wist, dat dit voortdurend verkroppen van haar smart haar nog ongelukkiger en bitterder maakte.

Zij zat aan het venster in haar gedachten verdiept, toen zij werd opgeschrikt door uitgelaten lachen en iets, dat klonk als het gebriesch van een paard. Zij herkende Erik's stem, maar hoe kwamen er paarden in den tuin? Zij ging achter het gordijn staan en keek naar buiten. En ja wel, daar galoppeerde de stijve, vormelijke, Johan Banner, overtuigd, dat niemand hem zag, met zijn jongen op den rug, langs de paden van den tuin. Erik hield zich aan zijn hals vast en lachte, dat het jubelend door de hoornen klonk, als zijn vader probeerde het brieschen van zijn vierbee'nige collega's na te doen. Dat stond allergrappigst, maar Judith kon er niet om lachen. Integendeel, zij voelde een brandende pijn in de oogen. Zij begreep op dat oogenblik. hoe innnig Banner het kind lief moest hebben, nu bij op die manier met hem spelen kon.

Nu waren zij moe, Banner wierp zich lang uit in hel. gras en veegde zich het voorhoofd, af. De .jongen kwam met een hand vol gras aanstappen, om er zijn afgemat paard op te trakteeren en Banner nam een spriet in den mond en beet er peinzend op. Toen begon het kind te babbelen en Banner lachte — niet met zijn gewoon kort, spottend lachen, maar zoo frisch, zoo jeugdig!

Toen werden al haar betere gevoelens wakker. No<->' was het tijd, als zij haar er maar bij wilden hebben, fan zou zij ook mee kunnen lachen, daar in het gras :itten en met hen gelukkig zijn. Maar zij dachten net om haar! Haar oogen brandden nog heviger, zij ion den tuin en de twee daar beneden niet langer mderscheiden; zij wendde zich af en barstte in hartsochtelijk snikken uit.

En beneden in den tuin lagen vader en zoon in iet gras en waren zoo gelukkig met elkaar als menschen naar wezen kunnen.