— 62 —

zijn plichten als vriend en gastheer. Ström kwam steeds meer onder den indruk van het oogenblik, van den wijn en de schoone vrouw aan zijn zij, en dronk met geestdrift een glas ter ecre van de schoonheid. Nooit hadden deze oude muren zulk een vroolijk feest gezien. Men stond van tafel op met gloeiende wangen en snellen polsslag, en keerde terug naar het salon, waar alles tot rustiger genot uitnoodigde. Banner wierp zich in een leunstoel en staarde schijnbaar gedachtenloos voor zich uit. Judith zat ook achterover geleund in haar stoel en luisterde verstrooid naar de woorden, die de architect haar nu en dan toefluisterde, terwijl hij over haar heen gebogen stond, den geur van haar haar en haar kleed inademde en zich steeds meer aan zijn verliefdheid, overgaf.

Maar Hellman had zich na. een korte pauze aan de piano gezet om te spelen, zooals hij gewoonlijk na tafel deed. Hij sloeg enkele accoorden aan, maakte een paar loopjes als inleiding en toen begon hij te spelen.

De anderen zaten zwijgend te luisteren; nooit had hij zóó heerlijk, zóó bezield gespeeld als nu.

Het was alsof hij speelde van al het smachten eii verlangen, dat over een mensch komen kan.

Een snijdend droevig' hoofdmotief kwam telkens en telkens terug, steeds matter en droeviger. Een oogenblik verhief het zich weer wild en heftig, als een gebed in vertwijfeling, een roepen om hulp, en verloor zich dan weer in een jammeren van onuitsprekelijk lijden. Maar ten slotte ontwikkelde zich daaruit een muziek, zoo zacht, zoo plechtig, dat men nauwelijks adem durfde halen. Steeds meer verheffend erf aangrijpend, klonk het, tot het eindigde als een jubelende lofzang van een koor van zalige verloste zielen.

Hellman bleef een oogenblik stil zitten, nadat hij had opgehouden te spelen : »Dat is," zei hij zacht, »een gedeelte van mijn oratorium : De dag des oordeels." Zoo stel ik mij voor, zal het zijn, als de zielen op den dag des oordeels, wanneer alles geopenbaard, wordt, het werk leeren kennen, waaraan zij hier op aarde blind gearbeid hebben; als al het hijgen, strijden en lijden der aarde zich eindelijk oplost in lof en dank voor het volbrachte werk."

Er volgde geen antwoord. Banner had aldoor onder het spelen stil en met gesloten oogen zitten luisteren en zich overgegeven aan de stemmingen van de muziek. Het was hem als schilderden die zijn eigen leven, met zijn teleurstellingen, twijfel en strijd tot op dezen tijd, toen de oproerige wateren kalm geworden waren, niet in vredig geluk, maar in koude, levenlooze rust. Toen de muziek den jubel der zaligen weergaf, werd hij een oogenblik door deze stemming meegesleept. Het was als lichtte er iets als hopen en wenschen in hem op, dat er nog iets voor hem mocht

overblijven om voor te leven, een of ander onverwacht geluk, dat opnieuw zijn leven kon vullen en het was natuurlijk, dat hij daarbij aan Judith dacht en zijn verhouding tot. haar. Hij voelde daarbij een schrijnende pijn, een mengeling van toorn en jaloezie — hij zag op, daar waren zij weer bij elkaar, alsof hij niet bestond. Neen, dal was toch te erg, dat wilde hij niet verdragen: dan liever oorlog, al zou hij ook gevaar loopen haar daardoor geheel Ie verliezen.

Voor Judith had de muziek een rijke belofte gebracht, die haar met vreugd en moed vervulde. Het was immers de geheele geschiedenis van haar liefde en die eindigde met dankbaar gejubel. Hoe weinig dacht zij aan den jongen man, die achter haar stoel stond en er van droomde haar in zijn armen te nemen en in triomf weg te voeren.

»Ja, geef ons nu een kopje koffie en die flesch van het jaar 30, die je ons beloofd hebt," klonk nu do stern van Hellman, en daardoor werd de betoovering voor allen gebroken. Nog een uur lang bleven zij samen zitten praten; maar toen was alleen Hellman nog in de feeststemming. Judith was is haar droomen verdiept en Banner scheen onrustig'of ongeduldig.

Hel sloeg tien uur.

»Nu is het tijd om naar bed te gaan; ik dank je hartelijk voor dezen dag, Banner. Ik zal hem niet licht vergeten."

Hellman was wat moe van de lange rijtoer, van den overvloedigcn maaltijd en den zwaren wijn. Zijn neef was graag nog wat langer' gebleven, maar de componist trok hem zijns ondanks mee.

Toen zij weg waren, zag Judith nog eens de kamer rond. met het weemoedig gevoel, waarmee wij de lichten na een feest zien uitdoen. Daarop boog zij vluchtig voor haar man en zei hem goeden nacht. Hij merkte het nauwelijks, hij voerde een hevigen strijd, met zichzelf.

Zij ging naar de deur om den knecht te bellen die de kamers in orde zou brengen, toen zij Banner's stap achter zich hoorde en hij haar hand greep, die zij naar de bel uitstrekte. Zij schrikte van die aanraking, wendde zich om en zag hem verwonderd aan.

«Pardon, ik wilde alleen even met je spreken

als je liet goed vindt." Hij was er blijkbaar verlegen mee, hoe hij het uitdrukken moest.

Zij ging in de kamer terug, maar zij voelde haar knieën knikken en steunde zich op een stoel.

»Je bent zoo veranderd in deze dagen."

Stootend en gedwongen sprak hij deze woorden. Hij had de kamer op en neer geloopen, maar bleef nu voor haar staan. Zij wendde zich af en liet zich in den stoel neerglijden.

»,le bent immers zelf ook veranderd," antwoordde zij zacht.