— 65 —

Judith ontving hem nog vriendelijker dan gewoonlijk. Zij luisterde naar zijn verhaal van Jens Peter, die brandhout in het bosch gestolen had en nu opgepakt was, van zijn vrouw, die ziek was en geen brood, verdienen kon, terwijl de man gevangen zat, kortom van alle ellende, die een overtreding van de wet, die voor het volk vaak zoo onbegrijpelijk is, over een geheele familie brengen kan.

sik zal ze helpen," antwoordde zij vriendelijk, »die stumperds behoeven niet te lijden voor de overtreding van een ander. Maar zoo gaat het dikwijls. De aardsche rechtvaardigheid schijnt soms onvolmaakt."

sVoor ons kortzichtig oog," antwoordde de predikant.

» Meent u dat er volkomen rechtvaardigheid in den hemel is ?"

»Neen, integendeel! Ik meen dat zij hier op aarde beslaat. Men spreekt zooveel van ongestrafte slechtheid en onontdekte misdaden, maar ik. geloof er niet aan. Slechtheid straft zichzelf en als de maatschappij geen gelegenheid heeft den misdadiger ter verantwoording te roepen, zal zijn slecht geweten het wel doen. Neen, de wereld en de menschen zijn zoo slecht niet; in een wereld, door een algocden God bestuurd, moet veel. goeds, veel moois en veel rechtvaardigs zijn."

sHebt u tijd '?" barstte zij uit, door een plotselinge opwelling gedreven. »Wilt u mij aanhooren en raad geven? Ik ben misschien even hulpbehoevend als het armste lid van uw gemeente."

Een onbeschrijflijk gelukkige glimlach gleed over 't gezicht van den predikant. Zou het nu dan Gods tijd zijn'?

sOf ik u aanhooren wil? Hoe kunt u dat nog vragen !"

»U weet wel, dominé, dat ik niet tot de geloovigen hoor."

De predikant knikte.

sMaar er komen oogenblikken in het leven, dat men behoefte heeft aan krachtiger hulp, dan die men zich zelf geven kan. En dan zoekt men een goddelijke hulp."

»Dat heb ik meer gehoord."

sMaar kan een geloof, dat- alleen ontstaat in nood en zorg — wat toch eigenlijk, maar lafheid is en 't opgeven van onze eigen levensbeschouwing—kan men dat werkelijk geloof noemen?"

sik geloof het wel. Al is 't nog zoo zwak, als het maar oprecht is. Dan ben ik zeker, dat God, die barmhartig is, voor Wien al ons doen en laten zwakheid is, het als geloof zal aannemen."

»En als een mensch, die zich altijd van God heeft alge wend, tot Hem kwam in nood en Hem om hulp bad, zou zijn gebed dan verhoord worden?"

»Ja, ik geloof dat God ieder verhoort, al komt hij ook ter elfder ure zich voor Hem buigen."

«Buigen! — altijd moet men zich buigen."

»Ja, mevrouw! — Want zich te buigen, of 't nu voor de toestanden is, door die te dragen op de rechte wijze, of voor de menschen, door liever onrecht te verdragen dan onrecht te doen, of voor God en alles geloovig in Zijn hand te leggen — dit komt mij voor het kort begrip van alle levenswijsheid Ie zijn."

»Met andere woorden dus: berusten."

»,la, berusten in wat men niet veranderen of bereiken kan, dat is vrede, in tegenoverstelling van het eeuwige, teleurstellende streven van hen, die alleen hun eigen lust volgen."

sOm dat geluk, te bereiken hebben we geen God noodig."

sHij beloont de berusting."

sMaar er is'een ander geluk, een hooger en heerlijker, als aan dat verlangen en streven, dat het beste, het natuurlijkste in een mensch is, voldaan wordt — ja, u hoeft dat niet tegen te spreken; want dat weet ik. — Zeg mij, als ik mij nu tot God wend en hem bad mij dat geluk te schenken, zou Hij mij dan verhooren?"

Dominé Bang zag in, dat het hier verloren moeite zou wezen nog verder over berusting te spreken en vergenoegde zich te vragen:

sis u er zeker van, dat het een waar geluk is?"

s Voor mij is het 't hoogste. Als mij dat vergund wei'd, zou heel mijn leven één dankzegging aan God zijn. Gelooft u, dat hij zóóveel geeft om een menschenziel, dat Hij mij dat geluk daarvoor zou willen geven?"

sAls Hij niet meent, dat het. tegenovergestelde beter geschikt is om uw ziel tot Hem te voeren."

sZeg niet sals." In dit oogenblik moet u mij zekerheid geven. Dit is voor mij de eenige weg tot geloof. Wordt die voor mij geopend, dan is mijn ziel gered. Gelooft u, dat God het doen zal?"

sik ken Zijn besluiten niet."

sMaar u weet toch," zei ze smeekend, sof God. ooit vroeger zooiets gedaan heeft, óf een menschenziel hem zóóveel waard is?"

sDat is zeker."

sEu als ik mij nu voor hem buig en mijn kleinheid erken, als ik nu Hem om hulp smeek, zal Hij mij dan helpen?"

De predikant dacht een oogenblik na. Toen hief hij het hoofd op en zag haar aan.

sik geloof, dat u, als u God om hulp bidt, niet te vergeefs zult bidden, al is ook uw gebed zwak en uw geloof klein. Ja dat geloof ik!"

sik vertrouw op uw woorden" barstte ze uit met vonkelende oogen. sNu zal ik me aan een stroohalm vasthouden."