— 80 —

toonden ze door hun herhaald bezoek de uitstekende gaven als gastheer van den jongen Munster, candidaat in de rechten, te waardeeren.

»Op je gezondheid," riep hij, terwijl hij zijn glas ophief. »Op je gezondheid, Steenstrup, jij onverbeterlijke pessimist, die het leven opneemt alsof het een martelaarschap was, en punch drinkt, alsof het een drankje was, naar je eigen recept klaargemaakt. Ik hoop, dat het volgend jaar je in beter humeur en even goed gezelschap vinden zal."

De aangesprokene, een mooie, krachtig gebouwde' jonge man, die achteloos achterover lag in een schommelstoel, hief het hoofd op met een donker gezicht, terwijl hij langzaam antwoordde: »Ik hoop, dat het mij in mijn graf aantreft! Ik zou niet beter verlangen."

»Ziezoo, nu is hij, God betere het, weer aan zijn graf bezig," riep Munster.

»Spot niet met den ongelukkige," klonk het scherp en honend uit den mond van Bengt Thorsen, een mismaakt en ziekelijk jong student, om wiens lippen de uitdrukking van inspanning, die men soms bij misvormden ziet, afgewisseld werd met een spottendcn glimlach. Hij zat naast een man, die er zeer zenuwachtig uitzag. Het. was zijn eenige vriend en beschermer Max, candidaat in philologie, die voor zich zelf en zijn zwakken vriend met vermoeiend schoolonderwijs het brood verdiende. Deze was steeds ernstiger geworden onder de wending, die het gesprek genomen had, en hij scheen geen lust te hebben er aan deel te nemen.

»De ongelukkige," begon Munster weer, »waarom is Steenstrup ongelukkig? Hij is vierentwintig jaar, heeft een ijzeren gezondheid, een uitstekende spijsvertering, heeft werk in overvloed. ..."

»En genoeg ellende," viel Steenstrup hem in de rede, en ging voort:

»Werk — ja, ik zie geen andere uitkomst dan in hopeloos werk mijn kracht te verslijten met lesgeven op die vervloekte meisjesscholen en mijn jeugd en gaven te verspillen, om het brood te verdienen voor een moeder en zuster, die het veel barmhartiger zou zijn niet in het leven te houden."

»Hoor eens Steenstrup," zei nu een oudachtig, mager en hongerig student, die slecht gekleed was, »nu ga je te ver. Wanneer je alleen voor je zelf het leven als een mislukte grap beschouwt, kan ik je gelijk geven. Maar als je daarom meent je familie te mogen laten doodhongeren, dan protesteer ik. De hongerdood is een wreede en langzame wijze van sterven, dat kun je aan mij zien. Wil je met alle geweld je naaste familie orn zeep helpen, doe het dan vlug. Vereer ze een kogel, zooals je al zoo dikwijls beloofd hebt je zelf' te doen."

>)Waarom niet," antwoordde Steenstrup met gefronste wenkbrauwen, »ik kan er het strafwaardige niet van inzien een medemensen van het leven te bevrijden."

»Juist" zei Munster met een waardige handbeweging. »Moord is een weldaad, die men eerst aan zijn vrienden en familie en dan aan zich zelf bewijzen moet. Laat ons dit in het vervolg' beschouwen als het eerste artikel in het wetboek ; dat zal de volgende zoo heel eenvoudig maken."

De zesde van de aanwezigen sprak lispelend op een ernstigen toon: »Ik vrees dat zulk een slachting' de ontwikkeling' van do aarde , zou tegenhouden en een voorbarig ingrijpen zou zijn in den gang der gebeurtenissen."

»Wel Iversen, beminnelijke pedant," antwoordde Munster, »jij moet zeker met je mathematischen kop kunnen uitrekenen, wanneer het slachtingswerk voorbij zou zijn, in geval August vanavond, een begin maakte door zijn eerwaarde moeder om het leven te brengen."

»Zouden wij niet liever over wat anders praten ?" vroeg plotseling Max, »het is niet goed voor August deze paradoxen aan te hooren."

«Liefderijke en zorgzame vriend," lachte Munster, sben je van plan als kindermeisje van August dienst te doen?"

»Heeft Steenstrup een ffuweelen baker noodig, dan wil ik het wel zijn, voor billijk loon in den vorm van kost en drinkwaren," zei de oude student.

Niemand antwoordde en August keek nog zwarter.

»Iversen" zei toen Munster, sals je nu klaar bent met de berekening, waar je nu. op zit te kluiven, moet je ons zeggen, hoeveel glazen punch er noodig zijn om August te ontdooien. Deze heele bowl heeft hem niet eens op het vriespunt gebracht."

»Als ik dat uit moet rekenen, moet je mij eerst vertellen, hoeveel graden hij onder het vriespunt was, toen hij begon te drinken, en hoe. ..."

Hier viel Munster hem in de rede: slversen! is het niet zooals ik zeg? Je hadt professor moeten worden! Maar geloof je eigenlijk niet, dat het gemoedsbezwaren zijn, die onzen somberen vriend drukken en daar helpt geen punch voor. Jelui zult zien: op een goeien dag bekeert hij zich en wordt Baptist, Irvingiaan, man van de inwendige zending of Mormoon, of wat het nu heeten mag. Bat is het wat hem hindert."

»Ja was ik dat maar, dan had ik toch iets om mij aan te houden."

«Ziezoo, nu is hij heelemaal gek," steunde de oude student, »weet je wat je doet, August, ga jij naar Bidstrup en laat mij meegaan, ik lijd aan de manie, dat ik meen nooit genoeg eten te krijgen, misschien kan ik genezen worden."

«Misschien," riep Bengt Thorsen uit. »De kost moet goed zijn op Bidstrup, maar ik twijfel aan het herstel