— 87 —

zou zijn en misschien eenmaal haar naam in één adem met de hunne zou hooren noemen. Nu zou zij stof vinden om te schrijven, de weg was voor haar gebaand.

Hoe gelukkig voelde zij zich niet, toen haar man over de eerste uitnoodigingen sprak, die zij zouden rondzenden.

sMaar eerst moeten wij heel wat visites maken," zei hij, en nu noemde hij tot Elizabeths verwondering namen, die zij nooit te voren had hooren noemen.

»Ga je met die families om'?" vroeg zij.

»Neen, eigenlijk niet, maar ik heb er over gedacht het nu te gaan doen."

» Waarom?"

»Omdat mijn vrienden bijna allen ongetrouwd zijn en ik je graag presenteeren wilde in families, waar dames waren, waar je vriendschap meê sluiten kon."

»Och', ik geef niets om damespartijtjes. Vraag je vrienden maar ten eten of 's avonds zooals je gewend bent; dat vind ik veel prettiger."

»Neen kind, je moet niet mijn huishoudster worden, die aan tafel de honneurs waarneemt voor mijn vrienden."

»Nu als je dan zoo graag dames wilt vragen, doe dat dan; maar ik wil niet hebben dat jij de heeren in beslag neemt en mij de dames overlaat."

»Maar lieve kind, je moet ze als je vriendinnen ontvangen."

»Ik wil geen vriendinnen hebben". »Die hebben alle dames. Dus jij hebt je vriendinnen, gaat met ze om, houdt ze bezig en amuseert je met haar. Intusschen spelen de heeren kaart, rooken en pralen. Zoo is de gewoonte in onze kringen en dat vind ik ook het prettigste. Ik zou niet graag zien, dat mijn vrouw zich verzette legen de aangenomen vormen van gezelligen omgang. Je zoudt geen pleizier

hebben in de gesprekken van mijn vrienden "

»Ja dat zou ik wel" zei zij heftig. »Nu, nu kind." Het gezicht van den dokter werd donker.

»Maar je vrienden zijn immers beschaafd en ontwikkeld. Vrouwen moeten niet afgehouden worden van het gezelschap van zulke menschen, dat maakt ze dom en vervelend."

sis niet de eerste bestemming van een vrouw om vrouwelijk te zijn'?"

«Jawel, maar is het dan onvrouwelijk om zich te ontwikkelen?"

»Dat is niet zoozeer onvrouwelijk als wel onnoodig. Geen mensch kan meer doen dan de plaats waarop bij gezet is, vervullen. De mannen verlangen niet meer van de vrouwen dan zij geven. Deden zij dat. dan zouden de vrouwen ook anders zijn. Jij will graag een plaats in de wereld vervullen, die plaats is

in mijn huis. Ik verlang geen schitterende of geestige gastvrouw voor mijn gasten, ik verlang een lieve vrouw voor mij zelf. Het is toch wel eerder je plicht om mij te behagen dan andere mannen. Welnu, — mij behaag je door dit plan op te geven, ik wil niet dat mijn vrouwtje zich aan het hoofd zal zetten van een of andere hervorming; zij moet in haar nestje blijven en daar haar plicht doen. Vertrouw op mijn ervaring, het is voor je eigen best."

Zij geloofde het niet, maar er was voorloopig niets aan te doen. Het was een teleurstelling, maar die was te dragen, want zij had genoeg' te doen, genoeg om voor te leven.

Op een dag bracht de dokter zijn vrouw er toe naar de kerk te gaan. Hij wilde niet, dat zijn vrouw ergernis zou geven en dat zou zij doen, als zij voortdurend uit de kerk bleef.

Elizabeth deed dus haar fluwcelen mantel om, nam een gezangboek met zilver beslag' in de hand en wandelde recht misnoegd naar de kerk.

Maar overigens ging de tijd genoegelijk en vlugvoorbij. De eigenlijke grond voor haar geluk lag toch niet in de soirées, bals, concerten, tooneel of de kerk; die lag in haar werk, dat zij met onvermoeide vlijt deed. Zij had geen oogenblik haar levensdoel uit het oog verloren. Zij voelde hoe dit. leven vol beweging, haar nieuwe indrukken, nieuwe gedachten en impulsen gaf. Zij verzuimde haar boeken en haar studie niet en terwijl haar blik op het leven dagelijks verruimd werd, schreef zij met onwrikbare volharding aan een boek: haar eerste werk.

Hoe verder zij kwam, met des te grooter geestdrift vervulde bet haar. Toch haastte zij zich niet, daarvoor had zij haar werk te lief. Zij kende ieder van haar personen zoo goed, dat zij niet verlangde van hen te scheiden.

Eerst als het geheele werk klaar was, zou zij er haar man mee verrassen. Hel viel haar zelfs niet in, dat hij misnoegd zou kunnen zijn over een arbeid, dien zij als haar levenstaak beschouwde. Zij kon zich evenmin voorstellen, dat hij haar dit verbieden zou, als dat hij haar zou verbieden adem te halen. Zij wilde alleen, dat hij tegenover een fait accompli zou staan. En de dag kwam, dat het werk van een jaar afgeloopen was, het laatste woord geschreven en zij met verbazing' op haar volbrachten arbeid terugzag.

De gedachte, dat het voltooid was, dat »haar boek" nu klaar lag oin de wereld in te gaan en baar een plaats te veroveren in de rijen der uitverkorenen, vervulde haar met een jubelende vreugd. Er was een triomf in haar houding die de oogen van haar man niet ontging.

»Welk geluk is je weervaren, Elizabeth? Je ziet er uit of je zoudt kunnen vliegen."