— 92 —

geestkracht noodig om mijn kalmte te bewaren bij wat mij onder de oogen komt. Je zoudt geen gelukkig oogenblik meer hebben. En waar zou dan mijn opgewekte vrouw blijven? Waarlijk, als je de armen gingt bezoeken, zou ik meer verliezen dan zij wonnen. En dan moet je er ook aan denken, dat je als je mij opvroolijkt, indirekt de velen helpt, die ik helpen moet. Ga in een damescomité, zooals ik je al zei; — zij doen vaak vrij wat goed. . Wend je tot een van de predikanten in de stad, of als je daar geen lust in hebt, stel dan zelf een comité samen. Vraag er niet naar hoeveel geld bet kosten moet. Je mag zooveel gebruiken als ik heb, maar laat het daar bij blijven."

En Elisabeth vormde een damescomité.

Bengt Thorsen had sinds Astrids huwelijk geen vroolijk uur meer gehad. Zij was de eerste en eenige liefde van den wantrouwenden en hartstochtelijken mismaakte geweest. En toen kwam de teleurstelling, die dubbel bitter was, omdat zij zich gegeven had aan iemand, in zijn oogen zóó onwaardig als August. Maai' .hij kon niet laten bij haar aan huis te komen, hoewel hij merkte, dat zijn bezoeken hen verveelden. En als hij dan na ieder bezoek zich zieker voelde, was het alsof dat hem goed deed, hij wilde voor haar sterven en hij hoopte, dat zij dat weten zou. Hij meende, dal. een sterke gemoedsaandoening hem plotseling dooden kon en de verzoeking' was groot aan haar voeten te sterven.

Met den dood voor oogen deed hij zijn werk, als geen benauwdheid hem dat belette. Dan ging hij naar buiten en zijn wandelingen voerden hem altijd naar haar huis.

Op een morgen in Mei zwierf hij lang om haarhuis rond, nam eindelijk een kloek besluit en belde aan, hij had nog maar zoo weinig' tijd over; dien mocht hij wel gebruiken om haar zooveel mogelijk te zien.

August was niet tehuis; maar werd tegen bet eten verwacht. Hij wilde immers wel blijven eten?

Altijd die zachte glimlach, die vriendelijke toon, die hem wanhopend maakte. — Hij ging zitten.

»U komt zoo zelden, Mijnheer Thorsen." Bus ze had. het. toch opgemerkt.

sik ben bang u ongelegen te komen."

»Eoei! hebt u ooit gemerkt, dat u ongelegen kwam. Zijn we dan zoo ongastvrij ?"

»Neen, maar jonggetrouwden zijn toch 't liefst alleen."

»Och! — wij zijn nu al bijna anderhalf jaar getrouwd."

Bengt zat te bedenken wat hij zeggen zou.

»U ziet er zoo slecht uit, of is u niet. opgewekt. Wat scheelt er aan, Mijnheer Thorsen?"

Bengt voelde, dat hij zijn zelfbeheersching verloor. Waarom zou hij haar niet alles zeggen?

sis u er zoo verbaasd over, dat ik verdriet bob?" barstte hij uit, sdat een mismaakte ook gevoel heeft? En nog wel meer dan andere menschen. Is dat. zoo vreemd, Mevrouw ?"

Verbaasd staarde zij hem aan: zijn gezicht was verwrongen van smart. Plotseling zei hij :

s Astrid, ik zou mijn heele leven voor je geven op één dag na; den dag dat je goed over me dacht. Ik heb je liefgehad van 't eerste oogenblik, dat ik je zag."

Hij strekte de handen uit. sWord niet boos, laaf me uitspreken." Want hij zag, dat ze hein in de rede vallen wilde.

Ze antwoordde rustig: sU hebt me niet lief."

sO, God!" — Het klonk als een smartkreet en hij wierp zich voor haar op de knieën, sik kan u niet eens aan mijn liefde doen gelooven, omdat ik mismaakt en ellendig' ben. Als ik dit lichaam niet gehad had, hoe vei' zou ik 't dan misschien niet gebracht hebben. Dim had ik je liefde wel gewonnen. Ik ben beter dan je man en dat zou je wel gezien hebben als ik niet van mijn geboorte af niet dien vloek was beladen."

Hij barstte in hartstochtelijk schreien uit.

»Zoo moogt u niet spreken," zei Astrid en zag hem bedroefd aan.

sDat weet ik wel," snikte Bengt, sik mag niet klagen. Ik moet. me beheerschen, maar ik kan het niet; het is zoo verschrikkelijk moeilijk. Laat ik er mij nu even aan toegeven. Ik kan het niet langer uithouden."

Zijn zwak lichaam schokte van het hevige snikken.

Daar was iemand, die de deurknop omdraaide, 't. Was August, die thuisgekomen was en binnenkwam. Bengt lag nog op den grond en hijgde.

sWat is dat?" riep hij uit, sben jij dat, Bengt! die voor mijn vrouw op de knieën ligt?"

Maar zijn toon was zoo ongedwongen, dat het duidelijk bleek, dat hij de rechte beleekenis van het gebeurde zelfs niet vermoedde.

sMaar Bengt! wat scheelt je toch ?"

sBengt is ziek," zei Astrid zacht.

»Ja, je meent toch niet, dat ik,je vrouw een liefdesverklaring deed," vroeg Bengt, terwijl hij met moeite opstond.

sWel neen, kerel! dat is 't laatste waar ik aan denken zou. Maar je ben niet wel, stumper!"

August slak den arm in den zijne om hem te steunen.