— 120 —

»Ik vind 't goed. Dat zijn dan de vrouw van den consul en... . «Juffrouw Due."

Zijn moeder trok de wenkbrauwen op, maar ze had geen tijd te antwoorden. Want de eerste gasten traden binnen.

Henrik von Platen had er in lang niet zoo opgeruimd uitgezien als aan dezen maaltijd, hij had haar naast zich en zei in zich zelf: ))Nu bescherm ik haar."

Hij werd nog rustiger toen hij de groote oplettendheid zag, die graaf Höegh zijn moeder bewees. Hij verzonk in zaligheid en lette er niet op, hoe bleek zijn dame was. Ook vermoedde hij niet, dat haar ziel ver weg was — daar waar hij wel 't allerminst wenschte, dat ze wezen zou.

Lang sprak graaf Höegh met mevrouw Von Platen, en Elisabeths moed zonk zóó diep, dat ze wanhopend werd. Dit was niet uit te houden, vond zij; maar toen kwam er plotseling een woord, dat — een haastige blik zei het haar — voor haar bestemd was. En wie kon de zaligheid van zulk een oogenblik begrijpen, als ze op deze wijze zich alleen voelde met hem dien ze liefhad, midden tusschen al die menschen.

Zulk een blik, die haar als 't ware uitnoodigde zich met hem te vermaken — dat was de eenige, eenige levensvreugd en op nieuw lag ze aan zijn voeten, in 't stof met een gevoel, alsof ze nooit weer opstaan zou. Er was iets ontzettends in die afhankelijkheid.

De jongelieden zouden dansen na tafel. Henriks gelukkige stemming hield nog stand, terwijl hij zijn koffie dronk en met de heeren stond te praten. Maar toen de deuren van de tuinkamer open gingen en de dansmuziek klonk, begaf hem de moed. Hij durfde haar niet naderen, 't Was zijn plicht het bal te openen; aller oogen waren op hem gericht. Maar hij durfde niet — om 't gezelschap — om zijn moeder.

Toen boog graaf Höegh licht voor juffrouw Due en zei:

»Ik dans niet en zou toch niet gaarne zonder dame zijn. Omdat ik nu ontdekt heb, hoe verstandig U is, geloof ik wel dat ik U durf vragen een dans met mij te blijven zitten."

Zij stond op en nam zijn arm aan.

»Nu is het maar de vraag", voegde hij er glimlachend bij, »wie onze jonge gastheer met zijn keus gelukkig zal maken. Misschien is het wel 't verstandigste te gaan zitten en den gang der gebeurtenissen af te wachten."

Maar nu kwam Henrik in beweging. Hij vroeg de dichtstbijzijnde dame ten dans en liep in stormpas de danszaal binnen.

»Als hij eerst zijn besluit genomen heeft draalt hij niet," zeide de graaf en trok zijn stoel dichter bij

dien van Elisabeth. En zij, stil luisterend naar de muziek, met zijn zachte stem dicht aan haar oor, zijn arm op den rug van haar stoel, bloemen en zijden gordijnen achter haar — zij gaf zich over aan de bekoring van het oogenblik.

Hij was vroolijk dien avond, bedacht de wonderlijkste dingen, en sprak soms ook weer ernstig'. Hij overweldigde haar en bracht haar als in een bedwelming.

Zij zag niets om zich heen. Zij wist alleen dat er muziek klonk en dat er iemand danste. De vele verontwaardigde blikken, die op haar gericht werden, gingen voor haar verloren en zij bemerkte het ontstemde gezicht van den jongen Von Platen niet.

Eindelijk nam Henrik een kloek besluit, kwam op haar af, boog en vroeg Elisabeth om een dans.

Zij zag haastig op, als werd ze wakker uit een droom. Graaf Höegh zag den indringer koel aan en zei na een oogenblik stilte:

»Ik had juist nu juffrouw Due ten dans gevraagd."

Hendrik werd gloeiend rood, boog weer en ging heen.

Graaf Höegh stond op om te dansen. Zij aarzelde. »Nu, waarom?" vroeg hij halfluid en hij voegde er bij als tegen zich zelf: »geniot het oogenblik." Zij hoorde het.

Hij voelde, dat haar hand beefde, toen hij die in de zijne nam.

Zij werd door zijn arm geleid, zijn fraai gezicht was zóó dicht bij 't hare, dat een stoot zijn lippen aan heur haar gebracht zou hebben, zij voelde zijn adem op haar wang. En zij danste alsof hierna niets meer zou komen.

Zij zat nog duizelig en ademloos neer toen Henrik von Platen haar voor de tweede maal ten dans vroeg. En onmiddelijk voelde zij met groote zekerheid dat het graaf Höegh zou mishagen, als zij nu met een ander danste, —■ en dat het heiligschennis zou zijn een ander de hand te laten aanraken, die hij in de zijne had gedrukt. En zonder zich een oogenblik te bedenken, antwoordde zij, dat ze voelde dat ze niet tegen dansen kon, want dat ze nu al duizelig en moe was.

Henrik trok de wenkbrauwen samen, antwoordde niets en keerde zich haastig om. Een bijna onmerkbare glimlach gleed over het gezicht van graaf Höegh.

Mevrouw Jespersen vroeg den volgenden dag juffrouw Due onder vier oogen te spreken. Elisabeth werd gloeiend, heet van 't hoofd tot de voeten, want zij