130

De ondergeteekenden verzonden algemeen eene vooruitbestellingcirculaire op de tweede onveranderde uitgave van de VERZAMELING VAN NEDERLANDSCHE STAATSREGELINGEN EN GRONDWETTEN. Uitgegeven onder toezigt van Mr. W. J. C. van Hasselt. Omstreeks 300 bladz. 64.°. formaat. Prijs: ingenaaid ƒ1,— verk. ƒ1,25; in linnen ƒ1,25 verk. ƒ1,50. Daar wij dit artikel niet algemeen in kommissie kunnen geven, verleenen wij bij eene bestelling voor rekening de extra premie van 3/2}., 5/1, 9/7, 16/12 — en geven desverkiezende daarbij hetzelfde getal ex. in kommissie.

Konfraters die lust hebben met dit boekske, waarvoor ontegenzeggelijk een belangstellend publiek te vinden is, te werken, gelieven ons voor ultimo dezer hunne bestelling te doen geworden. Amsterdam, 13 Mei 1869. Wed. J. O van Resteren&Zoon. [898]

De tweede aflevering van de GELIJKENISSEN VAN DEN ZALIGMAKER, door O E. van Koetsveld. Goedkoope uitgave; zonder platen, is heden aan de Inteekenaren verzonden.

Schoonhoven, De Uitgever,

3 Mei 1869. S. E. van Nooten. [899]

Bij de Boekhandelaars M. Schooneveld & Zoon te Amsterdam, is verschenen : De derde vermeerderde druk van : W. N. l)inger , HANDLEIDING TOT HET ITALUANSCH BOEKHOUDEN. Premién 7/6' 13/12. Prijs ƒ 2,40, verk. f3,-.

TJe aangename ervaring, dat dit werkje, door zijn practisch nut, op een aantal hoogere burgerscholen werd ingevoerd , waardoor binnen 6 jaren dezen derden druk noodzakelijk is, doet ons met grond vertrouwen, dat Confraters, die er zich een i ge moeite voor geven willen, dit niet zonder succes zullen doen.

Op aanvrage zullen wij gaarne Exx. in comm. zenden. [900]

Heden ziet het licht de tweede druk van: PIET VOORMAN , EEN BANNELING IN ZIJN EIGEN LAND, door A. H. van der Hoeve, Pred. te Keppel. Prijs ƒ0,70. De bestellingen , die op dezen tweeden druk moesten wachten, zijn Maandag jl. uitgevoerd en p. c. verzonden. Op nieuw wordt deze belangrijke novelle op aanvraag in commissie gezonden door

Doesborgh, 11 Mei 1869. A. H. van der Hoeve Jr. [901]

Bij den Boekdrukker en Uitgever J. Levisson , firma D. Proops Jr. te Amsterdam, is van de pers gekomen en wordt op franco aanvrage verzonden: Prospetus en voorwaarden van Intee^kening op het Godsdienstig Handboek:

SCHAT UIT BIJBEL EN TALMOED bevattende de vijf Boeken Mozes in 54 Afd.; voorts de Feest- en Vastendagen met hun aard, strekking en doel, op zeer populaire wijze behandeld, doorweven met legenden en gelijkenissen uit den Midrasj en Talmoed, gevolgd door zedeknndige beschouwingen. Uit het Hoogduitsch vrij bewerkt door M. L. v. Ameringen.

Heeren Boekhandelaren, Onderwijzers, Colporteurs genieten extra rabat. [902]

VAN VELZEN'S BIJBEL.

In den loop dezer week verzend de Bijbel binder A. van Rossum Jr. le Amsterdam, de eerste 100 ex. der aan hem ter inbinding toegezondene BIJBELS. Drie a 4 weken daarna zal een tweede lOOtal worden afgeleverd. Verzoeke vooral franco toezending.

' [903]

PALEIS VOOR VOLKSVLIJT. Geldleening 1869 , groot f 1,000,000. le Trekking 1 Junij 1869 met Premiën van ƒ150,000, ƒ20,000, ƒ5,000 enz., enz.

De ondergeteekenden berichten dat de prijs dezer Obligatiën tot en met 15 Mei aanstaande bepaald blijft op ƒ2,70 en na dien tijd wederom verhoogd zal worden voor het geval er alsdan nog voorhanden mogten zijn. Confraters kunnen deze bij toezending van bet montant a ƒ2,60 bekomen.

Amsterdam, 10 Mei 1869. J. H. & G. van Heteren. [904]

INKTFABR1EK DE HAAN.

Aan bovenstaande Fabriek gaat men steeds voort met het afleveren van ZWARTE en GEKLEURDE INKTEN. Prijscouranten op franco aanvrage te bekomen. Sieenwijk. Schurink & ten Brink. [905]

HEEREN BOEKDRUKKERS.

Oudkerk Pool & C°. te Amsterdam leveren in weinige uren fris ch gewreven alle soorten van Zwarte en Gekleurde DRUKINKTEN, bij groote en kleinere hoeveelheden, naarmate men oogenblikkelijk noodig heeft, telkens versch gewreven , zoodat men ze niet in voorraad behoeft te hebben, waardoor de gekleurde soorten allen nitdroogen en minder bruikbaar worden. [9061

Gemengde Berichten.

Amsterdam, 6 Mei 1869.

Mijnheer de Redacteur I

Eene vriendelijke hand verschafte mij inzage van het Nieuwsblad voor den Boekhandel, dd. 6 Mei 1869 , waarin onder de gemengde (in dit geval neer gemengde) berichten, wordt vermeld eene procedure bij de Arr. Regtb. te Amsterdam tegen de firma Wed. J. C. van Kesteren & Zoon aanhangig gemaakt.

Be qualificatie «belangrijke zaak» door de Redactie aan dat geding

gegeven, moge zij zelve verantwoorden. Mij schijnt zij niet belangrijker toe dan iedere andere hoogst banale kwestie, waarin eene der partijen van de naleving harer deugdelijk aaugegane verpligtingeu zich liefst verschoond zou zien.

Meer belang wordt door mij gesteld in de feitelijke voorstelling, die de Redactie diervoege gelieft te geven als ware mijnerzijds omtrent het aantal afleveringen en de tijdsruimte van bewerking eene overeenkomst gemaakt, die ik eigenwillig zon hebben verbroken. - Dergelijke aanklagt is zoo gewigtig, dat zij het volle licht der publiciteit zou hebben verdiend. Niet alleen »de boekhandel», in een afgesloten , schaars voor ieder ander toegankelijk orgaan , had tegen zoodanige onbehoorlijke handelingen moeten worden gewaarschuwd.

Uwe Redactie schijnt dit anders te hebben begrepen. Zij verschoof zelfs de mededceling van het vonnis tot later , niettegenstaande dit op 5 Mei, alzoo één dag vóór de verschijning van haar blad was gewezen. Ik geef toe dat die beslissing voor het standpunt der Redactie nogal hinderlijk was, als hebbende de regtbank mij ten eenemale in het gelijk gesteld.

De liedaclie zal het mij ten goede honden , zoo ik deze aanvnlling van het gemengde bericht voor allernoodzakelijkst houde, en mits deze zeer beleefdelijk doch bepaaldelijk de opneming van dezen mijnen brief, meen te mogen verzoeken.

Dat dit verzoek door de Redactie zal worden geweigerd, kan ik moeijelijk, bij hare bekende onpartijdigheid, onderstellen. In dat onverhoopte geval zon ik mij, het spreekt van zelf, nadere maatregelen moeten voorbehouden.

Tot waardering der weerzijdscbe sustenuen zal ik slechts eene kleine bijzonderheid bijvoegen. Zij is deze , dat ik ontken ooit eenige overeenkomst omtrent het aantal afleveringen en de tijdsruimte van bewerking te hebben gemaakt.

Met verschuldigde hoogachting

UEd. dienstw., Mr. J. A. Levy. De nadere toelichting op het bericht, bedoeld in bovenstaand schrijven , zal in ons eerstvolgend nummer voorkomen Wij vertrouwen dat daardoor de zaak voor ieder onpartijdige helder uiteengezet zal worden.

In antwoord op de aanmerking van den heer Levy omtrent het niet vermelden van 't gewezen vonnis, moge dienen, dat gezegd vonnis in Amsterdam uitgesproken werd haast op hetzelfde uur dat ons blad in 's Hage ter perse lag, en 't dus eenvoudig ondoenlijk was dat vonnis bij het bericht te voegen.

De heer L. kan zich overigens verzekerd houden , dat wij volstrekt geen plan hebben in zijne kwestie met de firma Van Kesteren partij te kiezen. Berichten van dien aard , van onzentwege geplaatst, behelzen daarom bloot vermelding van feiten, beschouwingen daarover geven wij niet. Red. Mijnheer de Bedakteur! Zondt gij onderstaande regelen een plaatsje in het Meuiosblad willen gunnen? Zij dienen, volgens mijne opinie, ter bestrijding van een ingewortelden kanker in onzen handel en ik twijfel niet, of de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels zal ook bier weder de behulpzame hand willen bieden.

De zoo lang gewenschte afschaffing van het zegel is nu eindelijk aangenomen. Van allen die deze tijding met genoegen hebben vernomen, hebben inzonderheid de boekhandelaren hiertoe wel de meeste reden, daar hierdoor hun ook van een drukkenden last is bevrijd.

Een woord van dank komt, mijns inziens, nu ook toe aan de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels. Zij toch heeft bij de regering met hoogen ernst en nadruk op deze afschaffing aangedrongen en later ook het bezwarende voor den handel met kracht van redenen aangetoond, na de verklaring des Ministers, dat, indien de afschaffing niet aangenomen werd, eene strenge controle op het zegelbelastbare zou gehouden worden.

Zou de Vereeniging nu ook haren invloed niet willen aanwenden, om bij de regering te bewerken, dat de levering van dag- en weekbladen voortaan niet meer mag geschieden door heeren postdirecteuren , maar uitsluitend en alleen door den Boekhandel?

De postdirecteuren toch zijn landsambtenaren en worden als zoodanig bezoldigd door den staat, niettemin oefenen zij ook den handel uit in dag- en weekbladen, doch .... zonder patent.

Dit regt wordt, zoo ik meen, nergens aan hen toegekend; het is dus alleen eene vrijheid, die zij zich veroorloven, en die hun tot hiertoe niet is ontzegd.

Niet alleen dat zij hierdoor zonder patent, eene concurrentie voeren met den boekhandel, die niet geoorloofd k; maar telkens moet men nu ook van zijne principalen vernemen »ik neem de dagbladen liever van den postdirecteur, omdat ik dan zekerder ben van de ontvangst en ze veel vroeger ontvang."

Zelfs heeft men mij verzekerd, dat een postdirecteur zich zou verlaagd hebben om briefjes te schrijven aan geabonneerden op couranten, met de verklaring, indien men ze van hem wilde nemen, men ze dan meer geregeld en vroeger zou ontvangen.

Is dit waarheid, dan is het ook geene eerlijke concurrentie. Zij toch hebben het heft in handen en kunnen aan den boekhandel de dagbladen veel later doen toekomen, dan zij hunne eigene abonné's er van voorzien.

Het gevolg hiervan is, dat men aan den boekhandelaar de couranten niet bestelt, maar wel aan den ongepalenteerden postdirecteur.

Het wordt, mijns inziens, hoog tijd, dat hieraan een einde kome, en ik geloof tevens dat het thans daarvoor het meest gunstig tijdstip is, daar het tegenwoordig Ministerie getoond heeft, dat regt en billijkheid zijne banier is.

Utrecht, Mei 1869. de G.

gedrukt bij c. blom.mendaal.