1919. No. 52

700

NIEUWSBLAD VOOR DEN BOEKHANDEL

te regelen want zoodoende gaat de geheele vereeniging er mee ten gronde.

G. Theod. Bom

De heer Bom vergist zich natuurlijk weder eens.

Met zijne beweringen en berekeningen zijn wij het geenszins eens, doch wij zullen ons, niet op de details ingaande, slechts tot het volgende bepalen, voldoende als dit zelfs een niet ingewijde moge zijn om te ervaren hoe de beschouwing van den heer Bom in zake de exploitatie van 't Boekhuis falikant moet uitkomen.

Gelijk uit de Toelichting op de Winst- en Verliesrekening der Vereeniging over 1918 blijkt (Bestuursverslag blz. 28), wordt de Exploitatie 't Boekhuis voor rente in rekeningcourant belast, m, a. w. over alle in het gebouw belegde gelden wordt door de Vereeniging als geldschieter rente berekend, onverschillig uit welke bronnen, hetzij hypotheek, obligatiën enz., deze gelden aan de Vereeniging zijn verstrekt. Deze rente vormt derhalve eene bate voor de Vereeniging, waartegenover - zie genoemde Toelichting de renten van hypotheek en obligatiën enz. te haren laste komen.

Dezelfde berekening is gevolgd bij de opstelling der begrooting voor 1920: tegenover een bate van naar schatting ƒ 27.500 rente voor de Vereeniging, ten laste van de Exploitatie 't Boekhuis, staat een verlies voor de Vereeniging wegens hypotheek- en andere renten van aan de Vereeniging verschafte gelden.

Wat doet nu de heer Bom? Hij brengt onder de lasten der exploitatie: èn ƒ 27500.— interest Vereeniging (rente over alle in het gebouw belegde gelden, dus inclusief hypotheek en obligatiën) èn ƒ 12937.50 rente hypotheek èn ƒ 6750.— rente obligatie-leening en belast aldus de exploitatie te veel met

een bagatel van een ƒ 20000.—.

Het zal duidelijk zijn dat deze misrekening de beschouwing van den heer Bom ganschelijk in de war stuurt en de strekking ervan doet verloren gaan en tevens moge het den heer Bom blijken dat men voorzichtig zij met cijfers om te gaan, dat niemand met dergelijke kritieken gebaat kan zijn, dat een expert in de grafische vakken nog geen expert in de administratieve vakken behoeft te zijn en

bovenal dat het onvoorzichtig is in het openbaar als voorlichter op te treden, zonder zich de noodige kennis van zaken te hebben toegeëigend.

Paul Nijhoff Penningmeester

Bezwarende bepalingen bij boekenzendingen naar België. — Op de vragen van het Kamerlid De Buisonjé betreffende opheffing of ontheffing van de bezwarende bepalingen bij de verzending van Hollandsche boeken naar België, antwoordde de minister van Buitenlandsche Zaken, dat hij zich om inlichtingen gewend heeft tot den minister-resident te Brussel, die hem onder dagteekening van 20 Juni seinde, dat er geen beperkingen bestonden ten aanzien van den invoer in België van boeken van boekwinkels, behoudens een enkele uitzondering van luttel belang, met het oog op de censuur.

De inbeslagneming van «De hel». —

Het «Weekblad van het recht» wijst er op, dat bij de beraadslagingen in de Tweede Kamer over de interpellatie-Wijnkoop naar aanleiding van het in beslag nemen van Barbusse, «De Hel» herhaaldelijk de aandacht is gevestigd op hetgeen bij de behandeling van de wijziging van art. 240 Strafwetboek in de jaren 1909 tot 1911 over de strekking van dit artikel is verklaard.

Leest men het toen geschrevene en gesprokene na, dan kan er geen twijfel over bestaan, of boeken van wetenschappelijke strekking, uitingen van kunst zouden niet onder de bepaling vallen. Aan het einde van de beraadslaging over art. 240 en de daarop voorgestelde amendementen releveerde de voorzitter van de Commissie van Rapporteurs, mr. Van Sasse van IJsselt, nog eens het aangevoerde bezwaar, dat de rechter het artikel zou kunnen toepassen buiten de grenzen, die de Regeering er aan gesteld wilde hebben, en antwoordde op die bedenking door er op te wijzen, dat onder het begrip zedeloosheid nimmer kan vallen datgene wat kennelijk enkel en alleen geschiedt om te dienen het algemeen belang, de kunst of de wetenschap, daar toch de bepalingen van het onderwerpelijk wetsontwerp, blijkens deszelfs intitulé, slechts ten doel hebben dc zedeloosheid