1919. No. 53 NIEUWSBLAD VOOR DEN BOEKHANDEL^

729

toe te kennen voor rente van door haarbe'legde gelden, zijnde ƒ7812,50. De bedragen aan de batenkant, groot ƒ 27500,— en die der lasten ƒ 12937,50 en ƒ 6750,— hadden gevoegelijk weg kunnen blijven.

Deze stonden reeds in de exploitatierekening Boekhuis en op de begrooting was het saldo van deze exploitatie opgenomen. De nu gemaakte opstelling is zonder systeem.

G. Theod. Bom

Antwoord aan den heer Bom

Ja Mijnheer Bom dat antwoord van mij hebt U aan U zelf te wijten. Wanneer men meent anders over de inrichting van de financiën van het Boekhuis te moeten denken dan de accountant, administrateur en penningmeester, dan begint men niet met een agaceerend artikel te schrijven, maar gaat men eerst eens rustig praten met één dezer. Tien minuten van Uwe woning heb ik mijn kantoor: welnu, wat ware eenvoudiger geweest dan dat U eens bij mij waart aangeloopen en inlichtingen gevraagd hadt? Meende U dan nog dat de wijze waarop de financiën van het Boekhuis op het oogenblik beheerd worden, een gevaar opleverde voor de Vereeniging, dan zoudt ge altijd nog een waarschuwend woord in ons orgaan kunnen laten hooren. Zooals gij echter steeds doet is geen handelwijze welke leden van een zelfde vereeniging tegenover elkander toepassen.

Wat nu de zaak zelve aangaat, ik zou u nog eens willen vragen, loopt U eens bij mij aan. Hier in het Nieuwsblad over «1'art de grouper les chiffres» te gaan strijden, lijkt mij van geen nut; de leden worden er niet wijzer door, en U misschien ook niet. Dat blijkt uit Uw antwoord.

Paul Nijhoff, Penningmeester

Het Internationaal uitgeverscongres en de Engelsche postwillekeur. — In »De Uitgever» is opgenomen en als overdruk daaruit verschenen de verdere correspondentie, gevoerd door den heer W. P. van Stockum jr., vice-voorzitter van het Internationaal uitgeverscongres, inzake de inbeslagneming van Duitsche boeken, aanwezig in de zendingen van Nederlandsche boekhandelaren naar Oosten West-Indië.

De correspondentie sluit aan bij die, gevoerd

met den heer Geoffrey S. Williams, van welke wij reeds melding maakten, en had ditmaal tot aanleiding de aanhouding der Nederlandsche stoomschepen de «Prins der Nederlanden» en de «Tambora». Zij werd gevoerd met den heer Williams, den heer R. B. Marston, redacteur van /ThePublishers* circular' en bevat verder een schrijven van het Foreigns Office aan dezen laatste, bevattende eene namens lord Curzon gegeven uiteenzetting aangaande genoemde inbeslagnemingen.

Van deze mededeelingen zegt de heer Van Stockum:

De armzalige argumentatie en onjuiste voorstelling der handeling die lord Curzon liet mededeelen en slechts inhoudt: »Wij waren in de noodzakelijkheid te doen hetgeen wij gedaan hebben en konden ons doel niet bereiken zonder U schade te veroorzaken», is voor ons voldoende daarin de erkenning te zien van het misdrijf door Engeland jegens Nederland gepleegd.

Uit het buitenland

«Wie Satan starb», roman, door Artur Landsberger, is verschenen bij Georg Müller Verlag, te München.

«Die Macht des Bösen», roman, door Hermann Wagner, zal verschijnen bij de dr. Sally Rabinowitz Verlag, te Leipzig.

«Gefreit ohne Liebe», roman, door Erich Ebenstein, is verschenen bij de VerlagsbuchhandlungOttoUhlmann.teSiegmar-Chemnitz,

Leipzig en Stuttgart.

«Das Auge des Buddha», roman, door Friedrich Jacobsen, zal verschijnen bij Otto Weber Verlag, te Heilbronn am Neckar.

«Die gelbe Kette. Novelle», door Esther Odermatt, is verschenen bij de uitgeversfirma Rascher & Co. Verlag, te Zürich.

«Sein Kind», roman, door H. Courths Mahler, is verschenen bij den uitgever Friedrich Rothbarth, te Leipzig.

«Das weisze Pferd von Dittborn», roman, door Anny von Panhuys, zal verschijnen bij den uitgever Friedrich Rottbarth, te Leipzig.

«Versprengte Edeileute. Ein Novellenband», door Hans von Hülsen, zal verschijnen bij de uitgevers-firma Morawe & Scheffelt, te Berlijn.