niet minder schoon, Drie koningen-lied („Drie koningen zagen èen sterre") staat in Op. 9, (Serie III) No. 9.

Een proeve, hoe teer en innig de expressie van den componist is en hoe men zelfs binnen de engste grenzen de ware en hoogste uitdrukking kan geven, is het lied „Jesus is mijn Eozeboom", (No. 6 in Op. 17), van den Carmeliterfrater Bertholdus. Het is een tweeledig lied: een keervers (als voor- en solozang) en een tegen- of koorzang. Het keervers luidt:

En hoe rhythmisch rijk het zeggingsvermogen van dezen nog veel te weinig bekenden Nederlandschen toondichter is, moge eene proeve uit de Marialiederen (Op. 8) bewijzen, en wel No. 12 „Meiliedje" een lentegroet aan Maria als Erau Holda.

De wisseling van drie- en vierkwartsmaat, de buitengewone aanvalligheid van het wiegende, wiegelende dansrhythme op zich zelf, maakt het tot een der bekoorlijkste van den bundel. Hier zij ook alleen de aanhef overgenomen:

Eenvoudig, maar frisch.

216