den klavier koning, den beroemdstn en meest gevierden man van zijn tijd. En naast hem wees men op een jongeren man met donkere lokken en diepliggende oogen onder een hoog voorhoofd, den toen pas vierentwintig-jarigen Bus Anton Bubinstein, en men vertelde elkander, dat de halfgod van Weimae in dezen klaviervirtuoos zijn grootsten mededinger zag, die hem nu reeds ter zijde streefde en wellicht overvleugelen zou.

Maar ook het in waaiervorm opgestelde orkestpodium gaf heel wat interessants te zien. Onder de cacophonie der stemmende instrumenten, die toen nog de onafscheidelijke inleiding vormde voor elk concert, zag men langzamerhand al de vaderlandsche grootheden verschijnen. De ingewijden lichtten hun vrienden en bekenden voor: „kijk daar heb je den beroemden hoornvertuoos N. J. Potdevin, en die aan de eerste lessenaar van de cello's is Simon Ganz uit Botterdam. Een der eerste vioollessenaars wordt ingenomen door B. Toues, die in Botterdam geëerd wordt als een groot violist; onder de violen komen ook op den voorgrond de gebroeders Weteens uit Leiden, W. H. Paling uit Botterdam en K. A. Ceaeyvangee uit Utrecht, dien in deze kring ook velen kennen als een voortreffelijk bariton-zanger. De componist "W. R. Ceulen uit Middelburg wordt eveneens door een Zeeuwschen bewonderaar aan de omgeving voorgesteld. Veler aandacht vestigt zich op een lange, magere figuur, met scherp geteekende, eenigszing Fransche gelaatstrekken. Dat is de wereldberoemde fluitvirtuoos Hebman van Boom, die zijn leermeester Deouet te Parijs reeds naar de kroon steekt. Een van de laatste, die op het orkest verschijnt en voorloopig zijn instrument deponeert op de plaats, waar hij straks zitten zal, is de voortreffelijke hoornist Woutee Hutscheneuytee, directeur van de Eruditio-concerten te Botterdam. In het begin van den avond wacht hem een andere taak: hij zal zelf zijn feestouverture dirigeeren ter opening van het feest, en vervolgens den staf der leiding overgeven aan den jongeren dirigent, die allengs inhetBotterdamsche muziekleven zijn plaats gaat innemen J. J. H. Vebhulst.

Met leedwezen wordt de afwezigheid opgemerkt van den sympathieken Amsterdammer J. B. van Bbee, den man, die op vorige muziekfeesten een eerste plaats heeft ingenomen. Men kent de reden: zijn wankelende gezondheidstoestand is er de oorzaak van. Voor zeer velen is er verder gelegenheid, om goede bekenden te zien en aan te wijzen, die in kleiner kring verdienstelijk zijn, want het reusachtige orkest bestaat uit 173 musici en dilettanten, verdeeld in 36 eerste violen, 38 tweede violen, 20 alten, 24 violoncellen, 16 contrabassen, 4 fluiten, 4 oböen, 4 clarinetten, 4 fagotten, 8 horens, 4 trompetten, 6 trombones, 1 ophiclëide, pauken, trom, bekkens en triangel. De andere verhoogde zitplaatsen van het podium worden ingenomen door een koor van 590 personen, die van heinde en ver naar de Bottestad zijn samen gestroomd. Onder deze bevinden zich 170 sopranen, 120 alten, 140 tenoren en 160 bassen. Zoowel in het orkest als in het koor, en in de onderlinge verhouding dezer beiden, is thans, gelijk men ziet, reeds veel meer evenwicht verkregen, dan bij de voorgaande muziekfeesten. Frisch en fleurig is de aanblik van het podium, als het zich geheel met de medewerkende gevuld heeft. Men kijkt zich de oogen uit, want dit alles is nieuw voor het Nederland van 1854, dat nog geen enkele groote concertzaal bezit, en zich tot heden steeds heeft moeten behelpen met wat minder dan half voldoende bleek. Hier echter zijn kosten nog moeiten gespaard, om alles op de hoogte van den tijd te brengen.

Niet algemeen is het in den smaak gevallen dat men bijna uitsluitend buitenlandsche solisten heeft uitgekozen voor dit Nederlandsche feest, waarvan ook het programma overwegend

264