dat, daar de tenor-partij van het Oratorium zeer vermoeiend is en het kwartet vrij lang, ik mij daarvan ten stelligste moet excuseeren. Ik heb ook vast besloten het volkslied in het vervolg nimmer meer te zingen en alle pogingen daartoe aangewend zullen geheel vruchteloos blijven. De reden daarvan zal ik UEd. mondelings meedeelen". Ik heb mijn nieuwsgierigheid naar de reden van zijn weigering om, voortaan het Volkslied te zingen, niet kunnen bevredigen. Wel is mij uit de verdere correspondentie gebleken, dat de directie toch heeft aangedrongen op een wijziging van Vrugt's besluit. Immers, d.d. 18 Feb. 1832 schrijft hij terug: „De opgegeven repetitie zal ik bijwonen. Het Volkslied;, hetwelk ik op het Concert van Van Bree voordroeg is niet dat van Wilms, maar van Muhlenfeldt: De Koning leev.x) en zoo UEd. zulks verlangt, wil ik daarvan een paar coupletten zingen. Het andere echter is onherroepelijk door mij ter prullenkast gedoemd".

Ra, ra, wat heeft hier tusschen gezeten ? Ongenoegen met den componist van ons volkslied: I. W. Wilms?2) Want dat Vrugt het lied zoo eensklaps beneden zijn talent zou hebben gevonden, is moeilijk aan te nemen. In 't voorbijgaan van Wilms gesproken: hij zat ook in het Felix-orkest. Tenminste in 1823 maakte hij er deel van uit, getuige de volgende door hem, 12 Juni 1823, geteekende kwitantie, in het archief aanwezig: „Ontvangen van den heer Directeur van het Concert van Felix Meritis de somma van eenhonderd gulden, zijnde het engagement van mij als tweede fluit in het orkest, gedurende 20 concerten, in den verleden winter gegeven".

* *

*

Voorop ga weder een brief, dien wij in een der portefeuilles, met het opschrift „Losse stukken" vonden.

Amsterdam, 26 Febr. 1789.

Geachte medeleden der Maatschappij. Ik vertrouw dat UEdelen niet wijgeren zullen om eenige acht te slaan op mijne aanmerkingen die ik in deze missive de vrijheid neeme aan UEd. oordeel op te dragen: het betreft de Tempête, welke het departement der Musicq heeft goedgevonden om aan eene verbaasde meenigte in ons Maatschappelijk Huis te vertoonen.

De kunstige uitvoering van het musicq stuk verdiende ongetwijfeld alle Loff, en de nabootsing der trommelende donderslagen, die hetzelven beurtelings verselde, waren genoegzaam om ons de akelijkheid van het schrikwekkend weeder te herinneren; 't geen door het natuurlijk verschijnsel zoo menigmaal de ontzaggelijkste verwoestingen heeft aangericht, zoodat men den bliksem (die naar mijn oordeel aan de musicale Toonen geen cieraard, kracht, nog harmonie kan geven) voor onze oogen wel had mogen terughouden Ik kan mij nauwelijks verbeelden dat iemand, in zulk een bekrompen plaats (als de concert-zaal) eenig behaagen kan gehad hebben in een verschijnsel dat door de kunst van een allergevaarlijkste compositie werd veroorzaakt.

Veel liever zoude ik in de open Lucht mij bevinden, wanneer het natuurlijke weerlicht de

') Mr/hxenfeld (Kael) in 1797 te Brunswijk geb. ; eenige jaren te Rotterdam als muziekdirecteur werkzaam. 2) I. W. "Wilms, in 1815 bekroond met den door admiraal Van Kinsbeegen uitgeloofden prys van ƒ300 voor het beste volkslied (Wien Neêrlandsch bloed. Woorden van Tollens) en componist van verschillende werken op vocaal en instrumentaal gebied. Hij staat in Viotta's lexicon wel vermeld als virtuoos op harp en klavier, maar niet als fluitist. Daar het echter in vroeger tijd gewoonte was dat een musicus vele instrumenten leerde bespelen, behoeft het niet te bevreemden, dat "Wilms bekwaam genoeg was om 2de fluit te blazen.

337