terwijl in den schemer van den vallenden avond Denyn, hoog op den kloeken St. Eusebiustoren gewis zoo veel ziel en gevoel in zijn spel zal weten te leggen, dat:

„De blije klokken de luchten doen trillen". Arnhem, 29 October 1915.

„EINE ALPENSINFONIE" VAN RICHARD STRAUSS, door s.

bottenheim.

Zou Richaed Steauss tot de vroeger door hem bewandelde paden teruggekeerd zijn? vroegen wij ons af, toen wij van de voltooiing zijner Alpensymphonie, het 64e opus van den grooten toondichter vernomen hadden. Wel wisten wij sedert geruimen tijd, dat een orkestwerk van dien naam in schetsvorm onder 's meesters manuscripten rustte — reeds vóór het Concertgebouw-jubileum in 1913 was er sprake van — maar de partituur liet lang op zich wachten. Totdat plotseling in Februari j.1. het bericht van de voltooiing aan allen twijfel een einde maakte.

Wat de eerst gestelde vraag betreft, zouden wij geneigd zijn, nu wij het werk de vorige week onder 's toondichters leiding in de Frankfortsche Museums-Gesellschaft voor de eerste maal gehoord hebben, die met een positief „gelukkig ja!" te beantwoorden. Want ofschoon Felix Weingaetnee, in zijn essay „Die Symphonie nach Beethoven" de stelling verkondigt, dat Steauss „einen Höhepunkt erreicht hat, als er seine wild-wütenden Orchester-Farbenphantasiën mit Singstimmen versah und sie unter Zugrundelegung zeitgenössischer Dramen in das Theater verpflanzte" wil het ons voorkomen, dat de terugkeer naar den door hem indertijd op vaak verbluffende wijze aangegeven richting opnieuw warmer waardeering voor den toondichter heeft kunnen wekken. Wij zijn geenzins ongevoelig voor de vele schoonheden in de verschillende muzikaal-dramatische werken, die aan 's meesters brein ontsproten zijn; integendeel, iedere Salomé-mtvoenng of die van Elektra heeft ontzaglijken indruk op ons gemaakt. Van „Der Rosenkavalier" zullen de eerste acte, het optreden van den Bosenkavalier in de tweede acte en de finale van het derde bedrijf als meesterlijke fragmenten in onze herinnering bijblijven. Maar tot de ontzaglijke geestdrift, die indertijd de werken als Don Juan, Tod und Verklarung, TUI Enlenspiegel's Lustige Streiche, Also sprach Zarathustra, Ein Heldenleben en zelfs ook de veel gesmade Symphonia Domestica bij ons achtereenvolgens wekten hebben de dramatische werken ons nimmer kunnen opvoeren. Er bleef — im grossen Ganzen — steeds iets te gewilds of geforceerds, al leverden de partituren niettemin de grootste bewondering op voor het ongeloofelijk technische kunnen des meesters. Thans, nu wij de nieuwe symphonie gehoord hebben en ons oordeel konden toetsen aan een nauwlettende studie der partituur, die, ondanks het geweldige orkestraal apparaat, dat voor dit werk in beweging is gebracht, nochtans vrij eenvoudig schijnt, valt er slechts verheugenis uit te spreken over Steauss' terugkeer tot den ouden vorm. Vorm is wellicht niet het meest juiste woord, omdat ook de nieuwe symphonie evenals de „Symphonische Dichtungen" juist met vormkunst weinig heeft uit te staan en evenals de laatste den rhapsodischen

359