100

te Larantoeka was toen tot 11.194 gestegen, dit is 63 meer als elders in geheel Nederlandsch Indie. Dat de Eoomsche Curie zich gehaast heeft, thans te behouden wat de Portugeezen hier vóór haar reeds hadden tot stand gebracht, is te verklaarbaarder als men weet dat deze Westersche pioniers in den Molukschen Archipel, toen zij in het begin der 17de eeuw door van der Hagen uit Amboina werden verdreven, daar, na een vestiging van slechts 60 jaar, een christengemeente hadden gesticht, deels samengesteld uit bekeerde inlanders, deels uit Portugeesche kolonisten gehuwd met inlandsche vrouwen, die het opbouwen alleen te Amboina van vier Eoomsche bedehuizen noodzakelijk maakte terwijl Eome thans in de geheele Molukken, ongeacht de militairen, niet meer dan 43 volgelingen telt. Een welsprekend cijfer voorwaar, dat haar wel zal hebben aangespoord om althans op Mores niet weder dezelfde ervaring op te doen.

Uit het koloniaal verslag van '76 blijkt dat na aankomst van de hooger bedoelde onbezoldigde hulppriester, twee geestelijken, Larantoeka, en even zooveel Maumeri als standplaats zijn aangewezen. Doch dit getal zou eerlang nog uitgebreid worden, want uit het verslag van een paar jaar later blijkt dat toen te Larantoeka, 1 pastoor, 1 onderpastoor en 1 hulppriester en te Maumeri, 1 pastoor en 1 hulppriester bij het einde van 1877 werkzaam waren.

Dat sinds Larantoeka ook is begrepen en opgenomen in de gesubsidieerde pakketvaart, hieraan is ook de missie niet vreemd, zooals blijkt uit het verslag van '76, waaruit wij vernemen dat het gouvernement machtiging verleend had om het op Mores gelegen Larantoeka, waar de belangrijkste Eoomsch-

1) Toen van der Hagen met het jacht Duif ken, Amboina verliet met het plan om op Banda „een goede vaste huizing" te bouwen, liet hij daartoe een der door de Portugeezen op Amboina gebouwde vier kerken afbreken en het houtwerk in zijn schip laden. Zie: „ de Europeeërs in den Maleischen Archipel."