155

dat de Maleier onmiddellijk tot een Hollander moet veranderen, als zij maar hun mond opendoen. Terwijl hij tegelijker tijd, tegenover hunne pretentiën, steeds een Maleier zoude moeten blijven.

Wat gaat het dien vent aan, waar ik vandaan kom! Weg, leelijke kerel; uit de voeten zwarte bliksem, of ik rijd je omver! Wat een onbeschaafdheid om mij te vragen, waar ik vandaan kom. Zoo'n gemeene rakker. Maar ge hebt ongelijk, Mijnheer. Deze man vraagt niet uit nieuwsgierigheid of belangstelling; maar uit eigenbelang. Hij behoort hier in de beurt thuis en is verantwoordelijk voor alles wat op zijn grond gebeurt.

Wordt binnen het bereik van zijn dorp een geit gestolen of een mensch vermoord, dan moet de kampong, die hij bewoond, het schaap of het mensch betalen, ergo vergoeden aan den eigenaar aan welke schaap of mensch toebehooren.

Men noemt het geld dat voor een moord moet betaald worden „ Oewaug-Cangon." Daar nu „ Cangon" opstaan en „ Oewang" geld beteekent verstaat men hierdoor het opstandingsgeld.

Het geld, dat den diefstal of den moord doet vergoelijken of vergeten. Daar het nu wel eens gebeurd is, dat Europeanen of Inlandsche handelaars onderweg vermoord zijn geworden, en de eigenaren van den grond waarop dit gebeurd, het opstandingsgeld hebben moeten betalen, dat niet weinig is (vijf honderd gulden), zoo is het zeer natuurlijk, dat ieder inboorling in zijn gebied een levendig belang stelt in het behoud van een doorreizend persoon, en naar diens welstand of naar het doel van zijn reis vraagt. Een geval van dien aard gebeurde met een van mijne ondergeschikte landmeters. Hij was aan den voet van den berg „Sago," in de „Limapoeloes" bezig met meten. Zijn bediende stond met zijn rijpaard hem ergens onder een afdakje te wachten. Door een toeval raakte het paard los en liep het in vollen ren het land in. Toen hij terugkwam en naar huis wilde rijden was het paard weg en