157

koning was van al deze landen. Ook de Danaoe deed zijn best, maar bleef merkbaar bij den eerstgenoemde ten achter. Dit hinderde de overige bergen. Vooral de Talang of berg Soelassi spoog vuur en vlam over de grootheid van zijn buurman, den Merapie. Hij ging een verbond aan met den Danaoe en beiden spanden samen om den reus te vernederen. Toen de Marapie dit te weten kwam, was hij op zijn hoede, en op een goeden dag, dat zijn naaste buurman vreeselijk tegen hem begon op te spelen, sloeg hij hem met een vuistslag zoo allergeweldigst op zijn kop, dat de geheele Danaoe terugzakte in de aarde, waaruit hij gekomen was, in zijne plaats niets achter latende, dan een ledige ruimte. Terwijl de Merapie deze klap uitdeelde viel de Talang hem van achteren aan, en sloeg hem, alvorens hij zich van zijn coup de main konde oprichten, zoo geducht in de zijde, dat het bovenste gedeelte van zijn lichaam uit het evenwicht geraakte, brak en er af geslagen werd geëvenredigd aan zijne kolossale zwaarte. De berg Singalang heeft aan dezen klap zijn aanzijn te danken. Na deze bovenmenschelijke inspanning liet de Talang, den zwaar gekwetsten reus Merapie staan en ging terug op zijn vorige plaats. Zijn eene voet werd echter bij de in dezen strijd aangewende krachtsinspanning zoo diep in den grond gedrukt, dat, bij het terugtrekken op de plaats waar hij gestaan had, een diepe kuil ontstond, die later het meer van Sinkaro werd.

De vrede keerde echter sedert dien tijd niet terug in de ziel van beide reuzen. Steeds kookt het in hun ingewanden, steeds braken zij vuur, asch en lava uit en doen moeite om daardoor nog hooger te worden dan zij reeds zijn. Maar de tijd schijnt voorbij te wezen in welke zij een rol hebben gespeeld, en geen mensch heeft méér ontzag voor hen, dan den Sago of den Singalang, die zich stil houden en zich niet meer bemoeien met de aangelegenheden van den Staat als een ander. Uit deze legende laat zich de patriarchale inrichting, in hun publiek leven, verklaren. Zij dulden niemand die zich