202

„Het aantal marktplaatsen in de residentie Timor, zegt het Kol. Verslag van '70, is niet groot en breidt zich ook niet uit. In den lijnwaadhandel is geen vooruitgang waargenomen. Vroeger werden meer Europeesche lijnwaden verkocht dan thans, daar de wispelturige smaak der Timoreezen zich voor het oogenblik meer op de Boetonsche kleedjes gevestigd heeft." Het Kol. Verslag van '78 geeft geen gunstiger opvatting van dien handel, waar wij lezen: „Op Timor daarentegen moet het lijnwaaddebiet niet vooruitgegaan zijn."

In dat van twee jaren later ook niet waar wij weder lezen : „In Timor bleef het (lijnwaad-debiet) echter stationair. In de laatstgenoemde residentie wordt door de vrouwen uit inheemsche kapas een bijzondere soort van kleedjes, de zoogenaamde Slimoets vervaardigd, die in den geheelen Tiraorarchipel een geliefkoosd kleedingstuk zijn."

Ook het Koloniaal Verslag van 1881 wijst op geen vooruitgang: „In de residentie Timor bleef het lijnwaad-debiet van gelijken omvang als vroeger. Er werd van Makassar en Bali rijst ingevoerd." En in dat van 1882: „Op de eilanden van den Timor-Archipel was niet alleen het verbod tegen den invoer van kruit en vuurwapenen, maar ook de daling in prijs van sandelhout en was van nadeeligen invloed op het handelsvertier in 't algemeen; het debiet in lijnwaden scheen echter daaronder minder te lijden. Ter hoofdplaats Koepang werd weder veel rijst van Makassar en Bali ingevoerd."

Visscherijen. — Wegens de nabijheid van de Australische kust, waar de paarlvisscherij een belangrijke omvang heeft, hebben de inboorlingen der tot de residentie Timor behoorende eilanden, als duikers een zekere vermaardheid verkregen. De vaartuigen, die zich met deze industrie bezig hielden, kwamen dan ook gewoonlijk te Koepang, om zich hier van dat in hun bedrijf onontbeerlijk personeel te voorzien. Om nu deze lieden, die zich als zoodanig lieten aanwerven, tegen onrechtmatige handelingen, zooals het niet be-