220

de vier maanden, dat ik bij hem woonde, heb ik hem eiken avond zijne aanteekeningen zien maken, en in een groote tinnen kist, welke hij bij zich had, bewaarde hij een aanzienlijk getal notitieboekjes, waarvan de inhoud voorzeker eens het licht zal zien. Aan zijne landkaarten wijdde hij niet minder zorg, en deze bewijzen tevens, dat hij ze met veel bekwaamheid wist te vervaardigen. Wat eindelijk zijn Afrikaansch huwelijk aangaat, ik verklaar kortweg dat het een infame leugen is en het een gentleman in het geheel niet past, hieraan zelfs slechts te durven denken, waar er sprake is van doctor David Livingstone!

„Livingstone was in alles volkomen goed van aard, boven alle anderen heb ik dit ondervonden. Wanneer hij begon te lachen, kon ik mij niet inhouden, en dan lachtte hij gelijk Herr Teufelsdröckh, dat hij zich schudde van kop tot teen. Vertelde hij een geschiedenis, dan deed hij het op eene wijze dat hij ieder die hem hoorde, van de waarheid overtuigde, want deze las men reeds op zijn gelaat, op zijn gansch wezen.

„Een andere zaak welke vooral mijne aandacht trok, was zijn wonderbaar goed geheugen. Indien wij ons herinneren, hoeveel jaren hij, zonder eenige lectuur, in Afrika doorbracht, moet het ons dan niet ten zeerste verwonderen, dat een man als hij nog geheele gedichten van Byron, Burns, Tennyson, Longfellow, Whittier en Lowell uit het hoofd wist op te zeggen? Misschien ligt de oorzaak daarvan ook hierin, dat hij bijna zijn geheele leven alleen 'heeft geleefd. Zimmerman, de groote navorscher en beschrijver der menschelijke natuur, zegt dat de mensch, wiens geest door niets afgetrokken wordt, zich alles herinneren kan wat hij gelezen of wat zijn oog of oor ooit bekoord of verrukt heeft, en dat zulk een mensch bij de overweging van elke gedachte, door hetgeen hij waarneemt ontstaan, onophoudelijk nieuwe kennis opdoet.

„Onder de lieden die hem omringen, is Livingstone een voorbijgaande vreemdeling; de wereld waarin hij leeft, beperkt zich dus eigenlijk tot zijnen persoon alleen. Moet hij zich nu