263

togt volgerij en daarom sterven moeten; zij waren Mamaroe (Soewangi, heksenmeester) en oorzaak van het overlijden van den vorst."

Wij zullen het hierbij laten, hoezeer de schrijver nog twee zeer recente voorbeelden van dergelijke menschenoffers bijbrengt, die niet minder driest de barbaarschheid der Soernbasche vorsten in 't licht stelt.

Wat de eeredienst aangaat die de Soembaneezen belijden, deze is geen zuivere fetischdienst. „ Hij gelooft aan een hooger wezen (godheid), wiens verblijfplaats boven de wolken is, en Oemboe Waloe Mendokoe heet, wat wil zeggen Heer, die alles maakt (Schepper van 't heelal). Zij aanbidden hem niet regtstreeks, doch doen dit aan Merapoe als bemiddelaar. Geen eer wordt door hem bewezen aan de zon, maan of sterren."

Onder den naam van Ratoe is een priester offeraar. Hij is, hoezeer ook geheel van de bestuurszaken uitgesloten, een persoon van gewicht, die onheilen afwendt en zorgt dat er regen komt. Uit de lever of het hart van geslachte dieren voorspelt hij wat gebeuren, maar meer nog wat niet gebeuren zal, en wijst daaruit aan de daders van diefstal, moord, of eenig ander kwaad. De Soembanees geloofd ook aan een leven na dit leven, zooals uit het volgende blijkt. „Op ongeveer een paar uren afstand in zuid-oostelijke rigting van La-au, ligt het bosch Kaba-au, meer bekend onder den naam van Paraij-Merapoe (heilig land of heilige negorij). Hier is de plaats, waar de Soembanezen, nadat hun graf is gesloten, van den doode opstaan en bij elkaar blijven voortleven onder de gedaante van voor den levenden mensch onzigtbare geesten."

Voor zooveel de mensch betreft moeten wij ons hiertoe bepalen en den lezer voor meerdere bijzonderheden — zooals o. a. het feestvieren, het huisselijk leven enz. — verwijzen naar de bijdrage zelve.

En nu zijn geboortegrond. „Het land is door de natuur mild bedeeld. De grond is geschikt zoowel voor