385

werd gevochten, gaven eenige der belegerden hun wensch te kennen, om zich over te geven, en nadat hun beloofd was dat hun geen kwaad zou geschieden, kwamen ongeveer 250 personen, waaronder ruim 90 mannen, uit de zwaar versterkte negorij in het legerkamp der Savoenezen. Spoedig daarop verlieten ook de radja en de hoofden van Kiratana, benevens de overige bevolking de belegerde plaats van de achterzijde, waarna de Savoenezen binnendrongen en de woningen verbranden. Ook een paar in de nabijheid gelegen kampongs ondergingen hetzelfde lot. De verliezen der Savoenezen waren gering; doch die van den vijand werden op 50 gesneuvelden geschat. Zij die zich overgegeven hadden, werden op vrije voeten gesteld en kregen vergunning om aan de overzijde der rivier zich te vestigen in een kampong die men gespaard had. Onder hen waren ook twee zonen van een voornaam hoofd van Kiritana, die het bestuur van Koepang ter school zou doen zenden."

„ Sedert heeft de radja Bata Kapadoe zijne onderwerping aangeboden. De resident heeft echter op uitlevering der misdadigers aangedrongen."

Alvorens het officieele verslag hier verder uit te schrijven, zien wij ons genoopt duidelijkheidshalve hier enkele kantteekeningen in te lasschen. En dit wel in de eerste plaats, omtrent het voor den lezer zeer zeker vreemde feit, dat de twee vertegenwoordigers der N. I. regeering op Soemba, gevestigd waren op plaatsen (Kabaniroe en Waaingapoe) die hoogtens enkele mijlen van elkander verwijderd liggen, terwijl het overige gedeelte van Soemba geheel zonder Europeesch toezicht werd gelaten. In de „ Schets van onze staatkundige verhouding, enz.", ook reeds vroeger meermalen door ons aangehaald, hebben wij hieromtrent een verklaring aangetroffen, die wij meenen dat allerminst hier zou mogen ontbreken. Sprekende over de wenschelijkheid om ter voorkoming van bloedige twisten, intijds tusschen de twistende partijen, bemiddelend te kunnen optreden, zegt de ongenoemde schrijver: