471

sterkte hoeta onderhouden kanonvuur, het ravijn door de infanterie geforceerd, waarna vier aan de overzijde (bezuiden de versterking) gelegen hoeta's genomen en daarvan drie in de asch gelegd werden, terwijl de vierde bezet werd. Uit de versterkte hoeta begon nu de vijand in het westelijk ravijn te vluchten, doch sommige Battaks hielden stand en zochten beschutting in daartoe gegraven kuilen. Het scheen dus dat de versterking door eene bestorming zou moeten vermeesterd worden. De vijand evenwel wachtte de onzen niet af, want toen de troepen in den namiddag van den 7<ïen December de versterkte stelling binnengedrongen vonden zij haar verlaten.

Pogingen om de ontvluchte opstandelingen na te zetten hadden weinig resultaat, daar de hoofden zich buiten het gouvernementsgebied hadden begeven, terwijl hunne onderhoorigen naar bosschen of ravijnen waren getrokken, waar het niet mogelijk geacht werd hen te vervolgen.

Nadat de vijandelijke verdedigingswerken geslecht waren, werd een gedeelte der colonne aangewezen om op 11 December den controleur naar het naburige landschap Lintoeng ni Hoeta te vergezellen, waar hij moest trachten een der in 1883 in onderwerping gekomen hoofden, zekeren Ompoe Lobi, op te sporen, die, in vereeniging met zijn zoon, nog gedurig kleine vijandelijkheden bedreef, elke aanraking met het bestuur vermeed en ook nalatig was gebleven om de hem in 1883 opgelegde boete te voldoen. Overal waar de controleur met de militairen kwam, vond hij de bevolking rustig aan hare dagelijksche bezigheden, doch de kampongs van de beide personen die men zocht waren verlaten. Daar zij reeds vroeger vruchteloos waren opgegeroepen en ook geen hunner onderhoorigen kwam opdagen, zoo besloot de controleur om, ingevolge de ontvangen instructiën, de woningen van Ompoe Lobi en diens zoon te doen vernielen en in eene volgens de adat belegde vergadering, in plaats van Ompoe Lobi, een nieuw hoofd te doen kiezen, terwijl de bouwgronden die het