473

"Volgens berichten van April j.1. waren de weerspannige hoofden in onderwerping gekomen. Zij hadden vergiffenis gevraagd en ten overstaan van onze autoriteiten de grootste hulde bewezen die volgens de Battaksche adat van hen kon gevergd worden. De rust in Toba was dus weder geheel hersteld.

In het landschap Troemon braken in de eerste helft van 1884 oneenigheden uit tusschen den radja en een der invloedrijkste hoofden in dat landschap, zekeren Nja Oemar van Kotta Toewa, welke ten gevolge hadden dat eerstgenoemde de hulp van het Europeesch bestuur inriep. Hoewel het den resident van Tapanoli, die zich naar Troemon begeven had, aanvankelijk gelukt was eene verzoening tot stand te brengen, bleken toch later de hangende geschillen niet geheel uit den weg geruimd. Inmiddels kwam de bejaarde radja te overlijden, zonder dat een opvolger was aangewezen. Daar de verkiezing, vooral op een oogenblik dat het geschil met Nja Oemar nog hangende was, aanleiding zou kunnen geven tot twisten en verwikkelingen, besloot de gouverneur om eene inlandsche commissie naar Troemon af te vaardigen ten einde de regeling der bestuursopvolging voor te bereiden. Deze zending had het gewenschte gevolg; in eene vergadering van de hoofden en oudsten des lands werd des radja's jongste zoon, Toekoe Iskander, met algemeene stemmen tot opvolger van zijn vader gekozen, en toen de nieuwe radja kort daarop, den 6den October, te Padang de vereischte schriftelijke, verklaring bevattende de regeling van zijne verhouding tot het Gouvernement geteekend en bezworen had, en verder het geschil met Nja Oemar, die mede naar Padang was gekomen, overeenkomstig de beslissing van den gouverneur was bijgelegd, konden de Troemonsche aangelegenheden beschouwd worden op afdoende wijze geregeld te zijn.