7

den- en twee in Oost-Java zijn gelegen, en wier productie van 8261/ioo picol tot 10888/ioo pic°l Per D0UW uitéén liep, blijkt, dat wanneer buiten rekening worden gelaten de betalingen aan het Europeesch personeel, de cijns en andere belastingen aan den lande, het kostende van nieuwe machinerien, van benoodigdheden van buitenaf aangevoerd (zooals cement, ijzer en andere metalen, petroleum, enz.), benevens alle rente, commissie en assurantie, en zonder verder iets af te zonderen voor amortisatie op de kapitaalwaarde van gebouwen en machinerien, dooreen genomen ruim f 61/i per picol is uitgegeven voor kosten van aanplant, werkloonen, riettransport, inlandsche materialen en benoodigdheden, brandhout, emballage, enz., in één woord voor door inlanders gepresteerden arbeid en diensten. Misschien zijn er ondernemingen die onder gunstiger omstandigheden werken; doch anderen staan hier tegenover die zeker met ongunstiger omstandigheden hebben rekening te houden, en in doorslag kan een cijfer van f 61/i per picol veilig worden aangenomen als het minimum, dat de suikerfabriekanten door hun bedrijf onder de inlandsche bevolking van Java verspreiden. Bij een oogst van 6 millioen picols, zooals verleden jaar verkregen werd, krijgt die bevolking, voor zoover zij met de suikerindustrie heeft te maken, dus een bedrag van 371/3 millioen in handen, niet als don gratuit natuurlijk, maar op denzelfden voet als overal elders waar nijverheid gedreven wordt, als eene door de vrije werking der wetten van vraag en aanbod geregelde vergoeding voor bewezen diensten. Alleen het door den Staat geregelde plantloon over de door zijne tusschenkomst nog met riet beplante velden maakt hierop eene uitzondering, die echter eerlang geheel staat te verdwijnen."

Na aldus gewezen te hebben op het overwegende belang der suikerindustrie, treedt de „Memorie" in beschouwingen over de ondernemingen op in erfpacht afgestane domeingronden. Zij doet uitkomen dat, mocht de rietsuiker te eeniger-