248

Ik zou meer dan een annecdote kunnen vertellen om dit op te luisteren, doch ik hoop niet noodeloos te verbitteren. Het is voldoende te zeggen dat Engelsche vrouwen in Indie het land harer keuze beschouwen als een ballingsoord, zijne bewoners als staande buiten den kring van het menschdom, en den dag van haar vertrek als de eenige ster des hoops aan haren horizont. Deze stemming mag natuurlijk en onvermijdelijk zijn, want waarschijnlijk nestelen rassen vooroordeelen dieper bij vrouwen dan bij mannen, doch ik beweer dat het zeer ongelukkig is, en, bij de klimmende intellectueele ontwikkeling der landskinderen, een zeer groot en dringend gevaar.

De verontschuldiging, die de Anglo-Indiers gewoonlijk maken over gemis aan sociale hartelijkheid tusschen hen en welgestelde inlanders is dat de kaste-regelingen der laatsten werkelijke relaties beletten. Iemand, zeggen zij, die eten noch drinken wil met u, noch u in gezelschap brengen van zijn eigen vrouw, kan geen huisvriend van u worden. Doch ik moet erkennen dat ik de kracht van dit argument niet kan inzien. Wat mij betreft, heb ik niet kunnen ontwaren dat kaste-vooroordeel mij belet heeft de meest aangename connectie's te maken met een aantal Indische gentlemen, Bramihnen van hooge kasten en Mohamedanen zoowel als Parsis en inlandsche Christenen, noch trof ik onder hen een enkele aan, die niet geneigd was mij op voet van gelijken te behandelen. Ik vond geen onoverkomelijk verschil tusschen hunne denkbeelden en de mijne; geen grooter verschil inderdaad dan het geval zou zijn geweest, indien zij Spanjaarden of Italianen waren geweest. Het feit dat wij niet samen ons brood aten was, ik ben er zeker van, hoegenaamd geen bezwaar voor onze vriendschappelijke verhouding.

Aan den anderen kant, is het duidelijk dat het argument in het geheel niet opgaat ten aanzien van inlandsche Christenen. Deze hebben geen kaste-vooroordeelen, en toch zijn zij evenals de overigen buiten de Engelsche samenleving geslo-