250

liezen. Toen ik te Bombay was werd ik met de meeste vriendschap en voorkomenheid behandeld door verschillende leden der inlandsche samenleving, en door niemand zoozeer dan door Mohammed Ali Bogay, de leidende Mohamedaan der stad. Hij had in Europa gereisd, gekleed op zijn Europeaansch, en had zelfs in zoo ver onze manieren aangenomen dat hij voor alle liefdadige doeleinden inschreef en eigenhandig met een vierspan reed. Eens gebeurde het dat ik hem ten eten vroeg in mijn hotel. Mij werd toen beduid dat zulks niet kon, althans niet aan de publieke tafel „daar de Engelsche gasten zich beleedigd zouden voelen en het huis verlaten/' In Bengalen en Noordelijk Indie is het nog erger. Geen inlandsch gentleman, wat zijn rang, ouderdom of karakter moge wezen, kan daar een openbare inrichting bezoeken waar Engelschen bijeenkomen, vooral als hij op zijn inlandsch gekleed is, zonder eenig gevaar beleedigd of mishandeld te worden. Reizen per spoor is in dit opzicht gevaarlijk voor hun, en schier al mijn inlandsche bekenden hadden verhalen van beleedigingen door hunne Engelsche medepassagiers. Dan eens werden zij door de conducteurs gedwongen hunne plaatsen in te ruimen voor Engelschen, soms zelfs omvergeworpen en mishandeld. Lieden van hooge positie zijn daarom verplicht vooraf speciale compartimenten voor hun gebruik te bespreken of derde klasse te reizen. Voor de tweede klasse zijn zij bepaald huiverig. Ik zou deze feiten niet openbaren indien ik ze niet had uit onwraakbare bronnen. Voor de waarheid daarvan stonden mij in onder meer twee leden van den oppersten wetgevenden Baad van Calcutta, die mij afzonderlijk hun wedervaren vertelden. Ik weet evenzeer dat een der voornaamste redenen waarom zekere leidende inlanders der Presidentie-steden de Europeesche kleeding hebben aangenomen geen andere is dan om daardoor mogelijke beleedigingen te voorkomen.

Een pijnlijk incident van dien aard had plaats in mijne tegenwoordigheid, en daar eigen waarneming de beste is, wil