347

vrede verzekerd, het leven beveiligd en een geordende staat van zaken waarop men rekenen kon. Ik heb nooit een inboorling van Indie het voordeel hiervan hooren geringschatten, noch van de daarmede gepaard gaande bevrijding van den geest uit de slavernij waarin hij verkeerde. Een zekere atmospheer van staatkundige vrijheid is noodig voor intellectueele ontwikkeling. Waar de mensch met boeten, gevangenis en den dood gestraft kan worden voor zijn denkbeelden, is geen vooruitgang in de begrippen mogelijk, en gemis aan persoonlijke vrijheid had Indie gedurende eeuwen in zedelijke ketenen geklonken. Niemand durfde wijzer denken dan zijn landgenooten, of, zóó doende, werd spoedig gedwongen zijn wijsheid niet aan anderen te onderwijzen. Doch, onder het Engelsch bestuur, met al zijne gebreken, is de gedachte vrij geweest, en mannen die durfden denken hebben het hoofd recht gehouden, zoodat een geslacht is verschenen aan hetwelk vrijheid van denken natuurlijk schijnt. De Indiërs in de steden zijn thans zeer ontwikkeld, schrijven boeken, vestigen nieuwsbladen, houden meetings en voorlezingen, denken, spreken, argumenteeren vrijmoedig, en een herlevendiging van verstandelijke en zedelijke veerkracht is de uitkomst geweest. Het is verder geen kleinigheid dat de zinnelijke losbandigheid der oude vorstelijke hoven plaats heeft gemaakt voor een meer gezond leven — dat misdaad in hooger kringen niet meer gemeen is; dat tooverij, vergiftiging, huismoord en verdorvenheid verdwijnen; dat het verbranden der weduwen afgeschaft is en thans geageerd wordt tegen kinder-huwelijken. Dit zijn bepaalde voordeelen, die geen oprecht Engelschman, evenmin als de oprechte inlanders doen, mag droomen gering te schatten. En, zooals ik reeds opgemerkt heb, zij voeden de hoop op een verlossing van alle overige euvels. Dit is dus het „credit" winst te plaatsen in de balans tegenover Indie's, „ verlies" door Engeland.

Het zou daarom meer dan voorbarig voor Indische vaderlandsliefde zijn de Engelsche connectie te veroordeelen. Zij