446

wat hem te gemakkelijker valt, omdat zijn vroeger dienstpersoneel allerwege in de binnenlanden gevestigd is en blijft. Elke nieuw-optredende pachter rekent er dan ook op, bij het maken zijner begrooting, dat hij in de eerste maanden weinig verkoopt en dus schade lijdt; hij biedt daarom bij de verpachting over het eerste jaar l/i minder pachtschat dan hij zou doen, indien hij dit verlies niet lijden moest.

„Stellig zou het in 't belang der schatkist en der orde zijn, indien aan de Indische Regeering de bevoegdheid werd gegeven, om met pachters, die dit wenschen en gedurende den pachttijd geen reden tot ontevredenheid hebben gegeven, ondershands te contracteeren omtrent de verlenging der pacht, indien zij genegen waren den vroegeren pachtschat met zeker aantal procenten te verhoogen.

„Tot de dwaasheden van de thans gevolgde opiumpolitiek behoort het verbod aan den pachter om ruw opium in het klein te verkoopen. Ondanks alle aangewende moeite is het adressant nooit gelukt, de aanleiding tot dit verbod te weten te komen, en het is te minder beredeneerd, omdat het in de practijk toch een doode letter is. In die streken (b. v. in Soerakarta), waar de consumenten gewoon zijn hun eigen recept tot bereiding van tjandoe of tiké te volgen, zouden de pachters, die den verkoop van ruw opium absoluut weigerden, het debiet eenvoudig aan den smokkelaar moeten overlaten. Het verbod geeft alleen aanleiding tot menige veroordeeling van een onschuldige.

„Tot de beduidende fouten der bestaande regeling behoort ook deze: dat het Gouvernement op het den pachters geleverd opium circa 60 procent winst neemt, aangezien die winst eene premie vormt op het debiet van gesmokkeld opium. Thans nemen de pachters uit 's Lands magazijnen niet méér opium, dan zij welstaanshalve niet durven nalaten te doen, omdat de smokkelaar hem het thail tjandoe één gulden goedkooper levert, dan den prijs waarvoor hij het zelf (uit ruw opium ad f 30.— per kati) bereiden kan. Vandaar, dat de