455

n. De pachters en verdere verkoopers van opium (met uitzondering der p a t o e n g a n s) zijn verplicht te houden of te doen houden in de Maleische taal met Latijnsche karakters, of wel in de Nederlandsche taal, behoorlijke boeken van het door hen ontvangen, versterkt, afgeleverd en, vervoerd opium zoomede van door hen tot dekking daarvan gekochte of ontvangen en verstrekte zegels. De daartoe aan te wijzen ambtenaren zijn te allen tijd bevoegd van deze administratie inzage te nemen en de boeken te vergelijken met het aanwezig opium en het voorhanden aantal zegels. Elke onregelmatigheid hierin wordt gestraft met eene boete van ƒ500.— tot ƒ5000, onvermiriderd de zwaardere straffen, welke op valschheid in geschriften van koophandel gesteld zijn.

o. De pachter of verkooper, die bevonden wordt opium te hebben verkocht of verstrekt, zonder bijvoeging van het sub g bedoelde biljet, dan wel onder afgifte van een biljet, dat niet geschreven of gedrukt is op een behoorlijk zegel, zal gestraft worden-met gevangenis of dwangarbeid b. d. k. voor den tijd van één jaar en ƒ1000 tot ƒ10.000 boete. De pachter is voor de aan zijne ondergeschikten op te leggen boete aansprakelijk.

p. De pachter, onderpachters, verkoopers en patoengans mogen geen ander opium bezitten, verkoopen, verstrekken of vervoeren, dan hetwelk de pachter van 'slandswege ontvangen heeft. Wordt bij een van hen ander opium gevonden, dan wordt op den schuldige dezelfde straf toegepast als de wet tegen het verkoopen van gesmokkeld opium bedreigt. De pachter is voor de aan zijne ondergeschikten op te leggen boete aansprakelijk.

q. Telkens, wanneer de pachter of zijn vertegenwoordiger dit verzoekt, zullen de daartoe bevoegde ambtenaren gehouden zijn onverwijld eene huiszoeking te doen bij dengene, bij wien de pachter vermeent dat gesloken opium verborgen is. Leidt die huiszoeking niet tot het vinden van opium, dan zal de pachter, als schadeloosstelling aan den gevisiteerde,